Zomer


Ik doe de voordeur open en zet twee manden met boodschappen op de grond. Ik kijk om me heen, alles voelt direct weer vertrouwd. Ed is buiten bezig om de auto uit te laden. We hebben dit huis al acht jaar, maar het lukt ons toch om elke zomer met een overvolle auto hier in de Dordogne te arriveren. Nieuwe lampionnen op zonne-energie voor in de tuin, omdat ik dat wilde. Een nieuwe Creuset-pan want ‘hij is 40% afgeprijsd’, zei Ed. Ik was niet overtuigd van alweer een pan totdat hij ‘tarte tatin’ zei. Straks voelt het als Sinterklaas als we alles uitpakken, maar nu eerst onze routine: Ed zet alle spullen binnen, ik maak een inspectieronde door het huis. De grote keukentafel is, op een schaal met rommeltjes en een groot plateau met kaarsen na, leeg. Dat duurt meestal maar even want voor je het in de gaten hebt, is het een komen en gaan van opengeslagen kookboeken, spullen die nog naar het voorraadhok moeten, notitieblokjes met boodschappenlijstjes, mijn laptop, andere boeken, wijnflessen, versgebakken tarte tatin (hoop ik) en een nog niet afgemaakt Scrabblespel. Ik loop naar de terrasdeuren en ga iets doen wat ik al weken, wat zeg ik, al maanden wil doen: naar de tuin kijken. Op weg hier naartoe zagen we al dat de natuur was ontploft: hoog groen gras, knettergeel koolzaad, klaprozen, goudenregen, laurierstruiken in bloei en frisse groene blaadjes aan de bomen. Ik doe de luiken open, zet ze vast aan de muur, loop naar mijn voeten kijkend naar de rand van het terras en kijk dan pas op naar de tuin. Langzaam adem ik een paar keer heel diep in door mijn neus. Ik wil de tuin ruiken. De tuin is een paar weken geleden gemaaid door de tuinman zodat we niet in een complete woestenij aankomen. Rechts zie ik de nieuw aangeplante hortensia’s; straks even water geven, denk ik. Ik geniet van alles wat ik zie: de bomen, struiken, perken, plekken en de groene heuvels die achter de tuin liggen. Straks maken we samen een rondje door de tuin, nu eerst de inspectieronde afmaken. In de ‘bibliotheek’ liggen zoals aan het begin van elke zomer een paar vliegen en een verdwaalde wesp op hun rug bij de deur naar buiten. Dan loop ik de trap op naar boven waar het donker is. Als ik de luiken open, valt het zonlicht binnen in de ruimte waar we de winter graag doorbrengen. De twee grote fauteuils heb ik de laatste keer dat we hier waren al in de ‘zomerstand’ gezet: in de winter staan ze richting de houtkachel, nu richting het raam zodat we hier nog wat kunnen lezen als het te donker is op het terras.In onze slaapkamer gooi het ik raam en de luiken open en haal de grote katoenen sprei die we op vakantie in Saint-Jean-de-Luz kochten van ons bed. Die gaat straks aan de waslijn. Het bed is de laatste keer bij vertrek al verschoond, dat scheelt me nu weer een hoop werk. Ik check de andere slaapkamers en doe overal de ramen en de luiken open. Dan kan alles lekker even doorwaaien. Terwijl ik dat doe, let ik ondertussen op lekkages, enge dode beesten, onverwachte bijenkorven (jaren geleden zat er eentje tussen het raam en de net nieuw geverfde luiken) en spinnen. Niets van dat alles. Op het gebruikelijke stoflaagje en wat stofdraden na, is alles bij het oude vertrouwde. Buiten hoor ik Ed met iemand praten. Ik herken de stem, het is een van de dorpsbewoners. Hij heeft gewacht totdat de auto bijna leeg was om dan toevallig even over het pleintje voor ons huis te lopen om een praatje te maken. Hij heeft na al die maanden confinement natuurlijk ook wel zin in weer eens een ander gezicht en nieuwe verhalen. Als ik weer beneden ben, twijfel ik. Snel even de boodschappen in de koelkast zetten of ook even naar buiten? Mijn nieuwsgierigheid wint, ik ben benieuwd naar hoe ons dorp en haar inwoners de afgelopen maanden doorgekomen zijn dus loop ik naar buiten…
In gedachten dan. Want we mogen nog niet naar ons huis in Frankrijk, we moeten nog tot 11 mei wachten, wellicht nog veel langer. Tot die tijd blijven we in Nederland, thuis, op gezonde afstand van anderen. En speel ik ’s avonds in bed deze film voor de zoveelste keer af