Je ne regrette rien

In 1991 rijdt ze, nog een beetje bibberend op haar bandjes, de garage uit. Brigitte heet ze. Een knap, jong blondje dat veel bekijks heeft op de weg. Ze straalt met haar koplampen en andere auto’s toeteren brutaal om haar aandacht. Met de jaren wordt ze zelfverzekerder; ze scheurt over de Franse wegen dat het een lieve lust is, vaak met de ramen open en de radio aan.

Eigenaren komen en gaan en Brigitte beleeft wilde jaren, ze staat zo nu en dan foutgeparkeerd, rijdt maanden ongewassen over straat, wordt meerdere keren op de bon geslingerd en haar achterbank is af en toe de plek voor snelle amoureuze intermezzo’s. Maar dan gaan de jaren tellen. Ze gaat steeds stroever door de bocht, haar ritjes worden korter en het lijstje met piepjes en kraakjes wordt steeds langer.  

Als Brigitte onder onze hoede komt, is ze al op leeftijd. Ondanks haar dertig lentes is ze van harte welkom en raken we al snel op haar gesteld. Dat haar ramen stroef open en dicht gaan, dat de ruitenwissers niet altijd zin hebben om te wissen en dat ze liever niet meer in haar eerste versnelling optrekt; we vinden het allemaal prima. Na al die jaren trekt ze nog steeds de aandacht, maar nu vooral vanwege het monsterlijke gebrom dat uit haar uitlaatpijp komt. De afwijkende passagiersdeur, die door een vorige eigenaar met weinig gevoel voor esthetiek is geïnstalleerd, helpt er ook een handje aan mee.

Afgelopen zomer gaat het opeens bergafwaarts met Brigitte. Haar rechtervoorbandje loopt om de haverklap leeg, haar accu geeft er de brui aan en uiteindelijk doet haar startmotor dat ook. Ed en ik besluiten haar wat rust te geven en parkeren haar op een mooie plek in het dorp. Pascal, onze Franse vriend, belooft een oogje in het zeil te houden als wij weer naar Nederland terugkeren.

Op een avondje krijgen wij echter een alarmerend berichtje van een bevriende dorpsgenoot.

‘Brigitte heeft een fluorescerende roze streep op haar voorband en er staat een streep op de weg.’

‘O jee,’ zeggen we, ‘da’s niet best.’

De strepen zijn het werk van Jules, de plaatselijke politieman. Het is namelijk niet de bedoeling dat in het dorp een auto langer dan drie weken stilstaat. Als je je auto langer wilt parkeren, dan doe je dat lekker op je eigen erf of ergens buiten het dorp. Ed mailt naar Jules dat we niet in Frankrijk zijn, maar dat Pascal, die op dat moment op vakantie is, direct contact met hem zal opnemen als hij weer terug in het dorp is. Pascal en Jules kennen elkaar goed en dus stuurt Jules een mail terug met een standje, een berisping en een corrigerende tik, maar hij gaat ons niet bekeuren en zal met Pascal de zaak bespreken.

Ed en ik kijken elkaar die avond lang en diep in de ogen.

‘Het is zover’, zegt Ed.

‘Zelfs een grote beurt gaat haar niet meer redden’, zeg ik.

Met pijn in ons hart besluiten we dat Brigitte aan haar laatste reis mag beginnen.

We willen haar, met een donorcodicil, naar een garage brengen waar een andere auto misschien nog gered kan worden met haar vitale onderdelen. Dat is echter een probleem, want de eigendomspapieren zijn namelijk al een tijdje spoorloos. Of, zoals Ed en ik dat graag noemen, ‘verkeerd geplaceerd’. Ze liggen ergens bij ons of bij Pascal. Maar waar? Pascal neemt contact op met Jules en weer steken ze de koppen bij elkaar.

‘Zijn ze bereid tot het uiterste te gaan met Brigitte?’, vraagt Jules aan Pascal.

‘Ja’, zegt Pascal, ‘heb je soms iets in gedachten?’

‘Mais oui…’

Pascal belt ons een paar dagen later, hij heeft nieuws.

‘Jules knijpt een oogje dicht wat de papieren en de vrijwaring betreft, als jullie bereid zijn Brigitte aan de brandweer te offeren.’

‘Huh, aan de brandweer offeren?’, zeg ik.

‘De brandweer wil Brigitte graag gebruiken om mee te oefenen. Misschien slaan ze haar ramen in, zagen ze haar voordeur eruit en wie weet steken ze haar uiteindelijk de fik.’

Ed en ik kijken elkaar aan.

‘Mooi’, zegt Ed

‘Vind ik ook’, zeg ik, ‘zo kan ze nog een laatste keer vlammen.’

Nu zijn we voor de feestdagen in Frankrijk. Gisteren zijn we naar de brandweerkazerne gelopen die even buiten het dorp ligt. En daar stond ze dan, moederziel alleen op een groot parkeerterrein. Iemand had met een spuitbus ‘vl manoeuvre’ op de zijkant en motorkap gespoten om duidelijk te maken dat nog even een ritje maken er niet meer in zit. We maken een paar foto’s en bedanken haar voor alles dat we met haar mochten meemaken.

’s Avonds gaat de deurbel. Twee brandweermannen staan voor de deur om zoals elk jaar de brandweerkalender te verkopen. Terwijl we afrekenen, vraagt Ed of ze Brigitte al hebben gezien, die knappe blondine die sinds een paar dagen op hun parkeerterrein staat. Ik zie ze even nadenken, dan valt het kwartje en beginnen ze te lachen.

‘Ja natuurlijk, we weten wie u bedoelt, we zijn heel blij met haar. Nog bedankt daarvoor’.

Ach, die lieve Brigitte. We weten zeker dat ze een mooi leven heeft gehad, nergens spijt van heeft en dat ze er trots op is om aan haar einde te komen in het gezelschap van een stel stoere, sterke kerels. En wie weet, wie weet wordt er ooit iemand uit een brandende auto gered door die ene brandweerman die haar mocht gebruiken om te oefenen.

Adieu Brigitte et bonne route.