Zij

Zij

Ze trekt een speciale stofjas aan als ze groot werk heeft aan haar planten die in potten voor haar huis staan. Soms is ze gewapend met een plantenschaar, soms alleen met tuinhandschoenen. Haar bezem is nooit ver weg want dat is haar ‘beste vriend’. In de zomer stapt ze voor dag en dauw in haar gebloemde peignoir naar buiten om haar planten water te geven. Dat doet ze met een oude gele plastic gieter die zeker veertig jaar oud is.

Ze is slecht ter been. Dus als ze water voor haar rozen, geraniums, hortensia’s en vlijtige liesjes uit de pomp op het plein haalt, is ze even onderweg. Ze bukt met haar kromme rug in slow motion om een paar bruine bloemblaadjes bij een plant weg te halen. Als ze weer overeind komt schuifelt ze behoedzaam naar een oude emmer waar straks ook de andere blaadjes in terecht zullen komen. Ze is onvermoeibaar als het haar planten betreft. Haar planten zijn de mooiste van het dorp.

Ze is in de tachtig. Om de week belt er een mollige man met een koffer bij haar aan. Als hij vertrekt zit haar uni-kleurige-donkerblonde haar weer bijna twee weken perfect in de krul. Ze is slank. Ze zou het liefst jurken dragen zoals ze vroeger deed maar door haar kromme rug en afgenomen boezem is dat volgens haar geen gezicht meer. Dus draagt ze broeken. En onder haar oude-dames-truitjes draagt ze een hemdje afgezet met kant, met een beetje kou slaat ze een vestje om de schouders. Ze stift iedere dag haar lippen. Om haar nek hangt een touwtje met een alarmknop. Daar moet ze op drukken als er iets is. Laatst stond haar schoondochter opeens voor haar neus, ze had een zware plant opgetild en daarmee de knop in werking gezet. Niks aan de hand.

Ze zet een volle kan koffie en biedt koekjes aan uit een blikken trommeltje. In haar keuken ruikt het naar schone was. Tijdens de koffie laat ze haar tranen de vrije loop als ze herinneringen ophaalt aan de zaterdagavonden dat ze met haar man ging dansen in een dorp verderop. Ze waren een knap stel. Ze schiet nog altijd vol als ze een tango op de radio hoort. Ze mist hem.

Ze gaat zelden het dorp uit, een buurvrouw haalt boodschapjes voor haar. Ze kookt iedere middag een bescheiden warme maaltijd voor zichzelf en luncht met de radio aan. ’s Avonds eet ze een tomaat, een stukje komkommer en wat sla en dan kijkt ze naar het nieuws of een leuk liedjesprogramma op de televisie. Ze gaat vroeg naar bed.

Ze praat graag, vaak en met iedereen. Ze is nieuwsgierig en intelligent. Ze verbindt alle informatie die ze krijgt en is de spin in haar eigen kleine web.

Ça va?’ is voor haar genoeg om een gesprek te beginnen. Een ophalende schouder of een knikje van de gesprekspartner is voor haar voldoende om een volgend onderwerp aan te snijden. Ze kent tout le monde en tout le monde kent haar. De bakker, de postbode, iedereen die bij haar aanklopt weet dat ze niet zonder een praatje wegkomen. Zo blijft haar wereld groot.

Ze heeft humor en ze lacht graag. Ze is gul, gastvrij. Ze houdt nog steeds van het leven. En wij houden van haar.