Pech

Pech

De muren zijn diepeierdooiergeel en de deuren zijn oranje, net als de gordijnen. Ondanks deze vrolijkheid zitten Ed en ik bloedchagrijnig op een warm en klam tweepersoonsbed.

We hebben de nacht moeten doorbrengen in een hotel in Saint-Rémy. Want op weg naar de Dordogne zijn we gestrand. De Volvo is stuk. Dat wil zeggen: hij rijdt nog wel maar alleen in zijn drie. En dat is natuurlijk heel onhandig op de snelweg.

‘Maar dat is vooral heel erg kut’, vindt Ed.

Iets met een versnellingsbak en een hoop geld.

We maakten op weg naar ons huis, vanwege de lekkere wijn, een leuke omweg via de Bourgogne. Na twee heerlijke dagen vertrokken we uit Beaune en reden we dertig kilometer lang met samengeknepen billen in z’n drie op de snelweg. Uiteindelijk parkeerden we de auto op een intens saaie parking bij een centre commercial. Daar belden we de ANWB voor hulp.

Ik hou van de ANWB. Ik ben al zo lang lid dat mijn platinakaart is ingelegd met kleine diamantjes. De ANWB gaat ons helpen, we zijn hier in no-time weg, dacht ik. De ANWB biedt inderdaad direct aan de auto te repatriëren naar Nederland. Dat klinkt als een goed plan maar dan zitten we de hele zomer in Frankrijk zonder auto.

‘Kunnen jullie hem niet naar Jan brengen, onze Hollandse garagist, in de buurt van ons eigen dorp?’ stelt Ed voor.

De ANWB gaat dit uitzoeken en belt even later terug. Ja hoor, Jan blijkt ANWB gecertificeerd te zijn, we hadden niet anders verwacht, dus daar zal de auto naartoe worden gebracht. Nu nog even een huurauto scoren en dan zijn we weg hier, dacht ik. Maar dat is een probleem, krijgt Ed te horen.

‘Omdat die kikkervreters deze maand twee dagen per week staken bij het openbaar vervoer, zit heel Frankrijk in een huurauto’, zegt Ed tegen mij.

En daarom zitten we nog steeds in die eierdooier-gele kamer te wachten op de ANWB die deze ochtend weer met frisse moed voor ons op zoek zal gaan naar de allerlaatste huurauto van Frankrijk. Eentje waar ook al onze bagage in past.

We leggen onze situatie voor aan de man achter de hotelbalie, hij heeft met ons te doen. Ed kan bien sûr gebruik maken van de lobby om daar achter zijn laptop aan het werk te gaan, ik kan op het terras mijn boek lezen. We krijgen een flesje ijskoud water van het huis. Ik heb mezelf nog maar net geïnstalleerd als ik de telefoon van Ed hoor gaan. De ANWB. Met goed nieuws. Er is een garage in de buurt waar we de auto kunnen achterlaten en het lijkt erop dat er ergens een Renault Dinges voor ons klaar staat. Dat ‘ergens’ is alleen 140 kilometer verderop. Hoe gaan we daar in godsnaam komen?

‘Met een taxi’, zegt de medewerker van de ANWB.

Natuurlijk, ik had het zelf kunnen bedenken. Maar nu eerst onze auto wegbrengen. In zijn drie.

Roldolfe, de depannageman, is knap en hij weet het. Hij is vriendelijk en neemt snel al het papierwerk met ons door. Dan stopt hij opeens met schrijven en kijkt ons aan. We zitten in de Bourgogne. Voor de wijn zeker? Hij kijkt Ed aan en vraagt hem wat zijn favoriete wijn is. Rood of wit?

‘Rood’, zegt Ed, ‘maar mijn vrouw houdt meer van wit.’

Dan kijkt Rodolfe mij aan. Hij knijpt zijn grote bruine ogen een beetje samen.

‘Madame houdt zeker van een Meursault?’

‘Klopt’, zeg ik.

Hij blijft me doordringend aankijken, zwijgt even en geeft me dan de allervetste knipoog ever. Blijkbaar zijn we geslaagd voor de wijntest. Rodolfe belt een taxi voor ons. Een wel een flinke want ondanks dat ons huis in Frankrijk vol staat en we echt niets meer nodig hebben, slepen we elke zomer ongelooflijk veel zooi mee.

Claude is onze taxichauffeur voor de komende 140 kilometer. Een vriendelijke man die gezellig met Ed keuvelt over rugby, voetbal, de stakingen en het weer. Onderweg belt Ed nog maar eens met de ANWB want we weten nu wel naar welke stad we moeten maar nog niet naar welk verhuurbedrijf. En dat blijft nog even een raadsel want de ANWB is nu zelf en panne: hun hele systeem ligt eruit. Niemand weet of de auto echt gereserveerd is, niemand kan meer zien bij welk verhuurbedrijf de Renault Dinges staat. De man aan de telefoon stelt voor een nieuw dossier te openen en begint weer van vooraf aan.

‘Goed. Wat is uw naam?’

‘God-ver-de-god-ver’ antwoordt Ed.

Zo nu en dan gooi ik er een ‘liefje, adem in en adem uit’ tussendoor. Claude voelt de spanning en knikt me bemoedigend toe via de achteruitkijkspiegel. Even later krijgen we het verlossende woord en het adres van het verhuurbedrijf. Ed biedt zijn excuses aan de ANWB-man aan en ook Claude is opgetogen.

Bij het verhuurbedrijf regel ik de papieren voor de Renault Dinges terwijl Claude en Ed onze bagage in de Renault Dinges proppen. Dan nemen we afscheid van Claude. We hebben nog nooit zoveel voor een taxirit betaald – het begint met een drie en eindigt op twee nullen – maar het was het allemaal waard. Fooi geven is een beetje gek met dit bedrag dus geven we Claude een pakketje speciaalbier dat we voor een vriend hadden meegenomen. Vandaar dus die volle auto.

‘Pas opdrinken als u thuis bent’, adviseer ik.

We zwaaien naar Claude en stappen dan in de Renault Dinges: opgelucht, blij, en zonder stress. De zomer kan eindelijk beginnen.

Driehonderd kilometer later belt een vriendelijke dame van de ANWB, om te vragen of het allemaal gelukt is met de huurauto en om te laten weten dat ze morgen nog even belt om door te geven wanneer de auto bij Jan wordt afgeleverd. Wat een topbedrijf is het toch.

Als we bij aankomst de Renault Dinges uitpakken kom ik een tasje van de Saint James-winkel uit Beaune tegen. Ik kocht daar mijn zoveelste shirt met Bretonse streep, dit keer (weer) een ecru met blauwe streep. Voor Ed kocht ik een blauwe met ecru streep.

Mmm, die shirts doen me ergens aan denken.

Het kan zijn dat je Ed en mij deze zomer, bijvoorbeeld op een frisse avond, aantreft in een spijkerbroek met witte gympen en allebei in een Saint James shirt. Dat doen we dan speciaal voor de ANWB. Want na deze superstrakke reddingsactie zijn wij forever een ANWB-stelletje.