Kak, deel 1

Kak, deel 1

Kak! Er is in ons dorp een riolering aangelegd.

Dat lijkt dat misschien wat laat, maar dat is het niet. Ongeveer dertig procent van de Fransen op het platteland heeft geen riool. Daarom lagen afgelopen winter alle oude straatjes in ons dorp open. Keihard kapot geboord om een hypermodern riool aan te leggen. Maar Ed en ik, wij blijven ouderwets op de fosse gaan.

De watte? De fosse septique.

Een megagrote ondergrondse tank waar de afvoer van toilet, douche, vaatwasser en wasmachine op uit komen. Waar allerlei kleine bacteriën een soort geheim leven leiden. Ze eten alles – en met alles bedoel ik inderdaad ook alles – wat in de fosse belandt en ze zorgen ervoor dat dit alles als schoon en reukloos vocht de tank weer verlaat en in de tuin wegvloeit. Omdat die bacteriën al het vuile werk doen, is het zaak ze in leven te houden. Je kunt ze verwennen met goed beschimmelde champignons, een rot ei of een heel erg dode kip, ze hebben een broertje dood aan terpentine en chloor.

Ed is geen onbekende met het gebruik van toiletten die niet per se op het riool uitkomen. Op een kampeervakantie, lang, lang geleden, sans moi, wilde hij een goedgevulde mobiele poepkoffer legen in een Frans hurktoilet. Dat ging niet helemaal lekker. Na flink schudden – nooit doen! – kwam de inhoud er in één keer uit en spatte via de vloer in zijn geheel met grote kracht terug op de blote bast en korte broek van Ed. De korte broek was niet meer te redden dus is Ed, fris gedoucht en met lege kakkoffer, in zijn blote reet heel ontspannen over de camping terug naar zijn tent gelopen. Bonjour madame!

Onze oude fosse is top. Wij zeggen dan ook regelmatig: never change a winning fosse. Maar helaas, het dorp moet per decreet verplicht aan het riool. Dus moesten we op zoek naar de opening van de tank om te weten waar de aansluiting op het riool gemaakt moest worden. Ergens in de tuin zou een deksel zijn… Maar die konden we dus niet vinden. Nu ken ik elke graspol hier persoonlijk en maait Ed regelmatig met veel liefde la pelouse maar een deksel hadden wij nog nooit gezien. Vriend M. kwam langs met een prikstok want hij kon fosse-deksels spotten als een dolle.

Maar hij kon hem ook niet vinden.

Afijn, uiteindelijk hebben we de zoon van de vorige eigenaar gebeld en die wist ons te vertellen dat zijn vader in de jaren zestig zelf ooit een betonnen fosse in elkaar geknutseld had. De ingang zat volgens hem onder het houthok. En daar zit nu het probleem. Als we dat weg moeten halen zijn we nog verder van huis.

De burgemeester kwam op ons verzoek hoogstpersoonlijk de boel bij ons checken. En die nam een raadslid mee die in zijn eentje meer odeur verspreidde dan onze fosse sinds 1960 tot op heden gedaan heeft. We hebben de ramen en deuren nog dagenlang open laten staan. Om een vrij lang verhaal over opengebroken vloeren, buizen onder het huis en leidingen met kak langs het plafond en nog meer obstakels heel kort te maken; we hoeven niet op het riool. We mogen van de burgemeester op de fosse ons ding blijven doen maar dan moet hij wel aux normes zijn. En omdat ‘ie zelf in elkaar geknutseld is door de vorige eigenaar, is ‘ie dat natuurlijk niet.

Dus gaat volgend jaar een groot gedeelte van de tuin op de schop. Dan komt er een graafapparaat dat in een superheldenfilm niet zou misstaan en dat ding zal een gat van veertig vierkante meter graven.

Dag leuke roze pruikenboom, dag pioenrozen, dag waslijn, dag lekker ruikende kamperfoelie, dag oude mooie boomstronk. Hallo nieuwe fosse.

Tot die tijd genieten Ed en ik nog even van het ouwetje. Als dank voor al die jaren trouwe dienst staat er een lekkere crème fraîche klaar die flink over de datum is. Net als hijzelf.