22 aug Zullen we een huis in Frankrijk kopen?
Met het kopen van mijn eerste huis in Amsterdam wist ik precies wat ik wilde: een leuke etage met een balkon op het zuiden, beslist een ligbad en het liefst buiten het centrum (want te duur). Verder had ik geen wensen.
Uiteindelijk kocht ik een benedenwoning midden in het centrum met een douche en een patio op het oosten. Want het is waar, zegt de dochter van een makelaar: al klopt het op papier als een zwerende vinger, je weet pas echt wat je zoekt als je ergens binnenkomt.
Na het huisje in de Jordaan wilden Ed en ik samen een huis kopen en wisten we precies wat we zochten: hij een grote keuken met kookeiland, ik een slaapkamer met openslaande deuren naar een tuin. Uiteindelijk kochten we een huis met een smalle keuken zonder kookeiland en een slaapkamer met een openslaand raam. We hebben er jaren met veel liefde en plezier gewoond.
Daarna begon het avontuur ‘Zullen we een huis in Frankrijk kopen?’. We wisten precies wat we wilden: een vrijstaande boerderij met een grote schuur die we konden verbouwen tot een gîte of een chambre d’hôte met een aantal kamers. Op maximaal acht uur rijden van Amsterdam.
Jongens, jongens, wat hebben we veel vrijstaande boerderijen met grote en kleine schuren bezichtigd. Eén specifieke boerderij, op een plek waar volgens de routeplanner sowieso de wereld ophield, sprak ons erg aan. Daar wilden we de dag na de bezichtiging nog een keer zonder makelaar gaan kijken.
‘Was het nou bij deze boom naar links?’, vroeg Ed.
‘Nee, het was ergens met van die struiken aan de rechterkant’, zei ik.
Nooit meer teruggevonden. Nee, dat was geen aanrader als we daar ooit gasten wilden ontvangen.
Oh ja, had ik al gezegd dat Ed weleens een paar lampen had opgehangen en dat mijn doe-het-zelf ervaring vooral bestond uit het kijken naar klusprogramma’s? En had ik ook al gezegd dat Ed tijdens onze zoektocht in elk dorp waar we kwamen, om te lunchen of even een glas wijn te drinken, met iedereen aan de praat raakte? Toch wel leuk dat contact, maar dat wordt lastig met buren die zo’n drie kilometer verderop wonen.
Oh en nog iets, wat bleek? We zochten in een departement waar het eigenlijk altijd regent.
Ed vond een huis op internet, in de Dordogne, een streek waar we allebei nog nooit waren geweest. Het leek een beetje op ons huis in Amsterdam: ook een oud winkelpand met een grote tuin. Op de foto’s zag het er leuk uit, we konden alleen niet zien of er een eetkamer was. En waar die dan wel was. Enne, het was ook geen boerderij. En ook geen acht uur rijden.
Op een mooie dag in februari vertrokken we voor een bezichtiging en onderweg begon het te sneeuwen. Op de radio hadden ze het over de ergste sneeuwval in Frankrijk sinds jaren. Het laatste stuk zijn we met onze kleine Fiat 500 schuivend en slippend met vijf kilometer per uur over landweggetjes heen en weer gegleden om uiteindelijk in Campagnac-lès-Quercy te arriveren.
We belden onze lokale makelaar, een Nederlander trouwens, dat we er waren maar hij wilde afhaken, want het was te glad om bij hem de heuvel af te rijden.
‘Ja, hallo, wij hebben net elfhonderd kilometer gegleden en gereden, wil je een huis verkopen of niet?’
Blijkbaar wel, want hij pakte toch zijn auto en parkeerde die al glijdend in een berg sneeuw op het weiland van zijn buurman. Gelukkig had zijn broer een auto met sneeuwkettingen en die wilde hem wel brengen.
M. de makelaar (inmiddels een goede vriend) deed de deur van het huis open. Ed en ik liepen richting de keuken en stonden in wat nu onze eetkamer is. We zagen de openslaande deuren naar het terras en keken elkaar aan. Toen wisten we het. Dit was het. Dit wordt het. Dit is het. En dat alles zonder dat we de rest van het huis hadden gezien.
E., de broer van M., heeft gedurende de hele bezichtiging fluitend door de dik besneeuwde tuin gewandeld. Ook hij zag dat het goed was.