Worst

Worst

Het is vijf over acht in de avond als we de deur van een restaurant in Fleurie in het departement Rhône opendoen. Volle bak, wij zijn de laatsten. Alle hoofden draaien om en kijken ons aan. Zijn dat afkeurende blikken omdat we vijf minuten te laat zijn? Ja hoor, dat zijn het.

Het is 2010 en dit is mijn eerste bezoek aan een restaurant met Michelinster in Frankrijk. Ik vind het spannend maar ben nog niet direct onder de indruk van wat ik binnen zie: lichtgele muren met dertien-in-een-dozijn-kunst in dunne goudkleurige lijsten. Op de tafels liggen lichtgele synthetische tafellakens, de stoelen zijn bekleed met bordeauxrood fluweel. En ik zie heel veel vazen met nepbloemen.

Maar dan zie ik iets waar ik wél van onder de indruk ben. Het is klein, rond en het heeft beentjes, want het komt op ons afgewaggeld. Het blijkt een oudere vrouw met ravenzwart haar te zijn, kaarsrecht afgeknipt tot net boven haar schouders. Onder haar volle, ook kaarsrechte, pony zit een dikke, gouden jaren zeventig bril met donker getinte glazen. Ik kan haar ogen niet zien. Zou ze blind zijn?

Over haar hele ‘fysiek’ is een asymmetrische zwarte lap gedrapeerd. Onder de lap steken zwarte kousen in platte zwarte lakschoenen. Ze heet ons welkom en gaat ervan uit dat wij gereserveerd hebben. Dat hebben we. Ik kan mijn ogen niet van haar afhouden. Waarom die bril? Is het een pruik? Wat zit er onder die lap? Zou ze een bochel hebben? Wat vindt de eigenaar hiervan? En aan wie doet ze me toch denken?

We nemen plaats en een vriendelijk meisje komt vragen of we een aperitief willen. Dat willen we wel. Ed en ik checken even wat er om ons heen zit, godzijdank alleen maar Fransen, voordat we beschaafd ‘losgaan’ over de verschijning van zojuist. Wat was dat? En wie is het?

De eigenaresse dus. Alles aan deze dwergachtige verschijning straalt uit dat ze in haar eigen tent rond waggelt. De andere gasten zijn blijkbaar aan het fenomeen gewend, wij nog niet helemaal. Ik gluur naar haar.

Dan mogen we bestellen. In eerste instantie ben ik bang dat mijn middelbare school Frans misschien niet toereikend is om te begrijpen wat ze op de kaart hebben staan. Maar ik weet dat die angst ongegrond is. Sommige mensen kunnen fantastisch viool spelen, anderen kunnen meesterlijk schilderen, ik kan feilloos – in welke taal dan ook – iets goeds van een menukaart kiezen. Ik ben heel content met dit talent.

Bij de hoofdgerechten zie ik worst met linzen staan. Klinkt simpel, denk ik, lijkt me een prima keuze. En dat is het ook. De worst is natuurlijk fait maison en god-de-lijk! De Puy linzen komen met een heel fijngesneden sjalotje, een worteltje en wat bleekselderij. En dat in combinatie met de worst maakt het gerecht extreem verrukkelijk. Het is een niet zwaar, niet grof maar juist heel bescheiden gerecht. Ed kijkt verlangend en is na het proeven ook overtuigd: dit is wedstrijdworst! Dit gerecht in combinatie met een geweldige wijn uit Fleurie maakt dat ik de lichtgele muren, de slechte kunst en de synthetische tafellakens even vergeet.

Maar niet het zwarte gevaarte. Dat waart de hele avond tussen de fopbloemen en de ronde tafels rond. Ik kijk nog eens goed naar haar en haar bril en opeens weet ik het. Roy Orbison! Ze is een spitting image van Roy Orbison. Ze zou zijn zus kunnen zijn. Hij was een ster, zij heeft er eentje.

Dat wil zeggen: had een ster.

Want zoals dat gaat met sterren: ze gaan dood, vallen van grote hoogte naar beneden of worden van je afgenomen. Het restaurant in Fleurie zoals wij het kennen bestaat niet meer. Er zit een andere eigenaar in. Geen idee waar de zus van Roy met haar zwarte gewaad nu rondwaart maar de herinnering aan haar en haar wedstrijdworst met linzen blijft. Want lekkerder dan in Fleurie ben ik deze nog niet tegengekomen.

Trouwens, Ed zegt dat ik moet schrijven dat hij ook heel lekker worst met linzen maakt. Is ook zo. Maar toch anders.