Wijn

We zijn een weekje en vacances in de Languedoc. Op een avond vraagt Ed of ik de volgende ochtend mee wil naar een wijndomein voor een uitgebreide tour.

‘We krijgen dan alle wijngaarden te zien, duiken de cave in en we sluiten af met een proeverij’, zegt hij.

Ik twijfel. Ik spreek inmiddels een leuk woordje dorpspleinfrans: hoe is het met uw rugpijn, met uw kleindochter en inderdaad jammer dat er dit jaar geen dorpsfeest is. Ik kan mij aardig redden met mijn restaurantfrans en dan vooral met wat ik niet wil: pens, andouilette en ik wil mijn vlees ook niet bleu. Maar mijn wijnfrans gaat niet veel verder dan ‘deze is ook lekker’.

In tegenstelling tot Ed. Hij ‘studeert’ wijn voor zijn plezier en transformeert bij gelegenheid in Vinitorix; een wijndeskundoloog die ten tijde van de Galliërs als kind in een vat met wijn is gevallen.

Ed neemt een groot gedeelte van mijn twijfel weg door te zeggen dat ik alleen maar foto’s hoef te maken, maar ik ben nog steeds niet overtuigd.

‘Oh, trouwens, we gaan naar het domein van het oranje etiket’, zegt hij.

Aha! Ik ben een zeef wat domeinnamen betreft, maar etiketten beklijven goed. Ik weet genoeg, j’adore die wijn, ik ga mee.

De rit naar het domein is prachtig, de Languedoc is groener dan ik dacht. Een verfrissend windje verspreidt heerlijke geuren, de krekels zingen in koor en links en rechts zie ik glooiende heuvels met wijngaarden. In een charmante hameau rijden we door smalle straatjes met lichtgele huizen tot het domein opdoemt: een strak gietijzeren hek, oranje muren (vandaar die etiketten) en een met hout betimmerde cave.

Daar ontmoeten we T., onze gids van vandaag. Hij is niet de eigenaar, maar wel de baas van het domein. Jong, lang, slank, zwart hemdje, korte afgeknipte zwarte spijkerbroek, een kleurige rozentattoo op zijn bovenarm, ravenzwart haar, forse wenkbrauwen met daaronder donkerbruine ogen. Aan één ooglid van hem zitten meer wimpers dan bij Ed en mij samen aan vier. Ik heb er zin in.

Omdat ik vandaag de foto’s maak, stelt T. voor de kleine jeep met open dak te nemen. Ik voel me direct David Attenborough op safari. In tweeënhalf uur neemt hij ons mee langs wijd verspreid liggende wijngaarden met jonge stokken, oude stokken, geleide stokken, vrijstaande stokken, rode druiven, witte druiven, Grenache, Carrignan, Syrah, enzovoorts. T. en Vinitorix liggen samen minutenlang op de grond gefascineerd naar een dikke, vrijstaande stok uit 1904 te kijken, trekken her en der druiven van een tak, bekijken bladeren en bespreken niet alleen de voor- en nadelen van biowijn maar ook de verschillende steensoorten die tussen de druivenranken liggen. Ik zie na 376 foto’s geen verschil meer tussen de ene en de andere rank, de mannen blijven onverminderd enthousiast.

De krekels lijken op weg naar een bepaalde wijngaard steeds harder te gaan zingen. Onze gids is nog zo vriendelijk om ons nog even te waarschuwen, maar toch schrik ik als we langs een bosje rijden – met open dak, weet u nog? – waar een paar honderd cicades in de rondte vliegen. Eentje vliegt rechtstreeks mijn blouse in, ik slik nog net op tijd een gil in; een vrouw op safari staat haar mannetje. Vanaf nu hoef ik nooit meer naar een afbeelding van een cicade te zoeken op internet. Of zoals David Attenborough met fluisterende stem zou zeggen:

‘Ik heb de kleine druktemaker met zijn grote vleugels in al zijn facetten van heel erg dichtbij mogen meemaken…’

Na de lange rit gaan we de brandschone cave in. Ik sla me nog door allerlei technisch gedoe over druiven in inoxvaten, eikenhouten vaten en zandstenen amfora’s heen, maar dan is het eindelijk tijd om te gaan proeven. Dat doen we in een prachtige ruimte met uitzicht op de wijnvelden.

We nemen een eerste slok. T. kijkt verwachtingsvol naar Vinitorix, wat gaat hij zeggen? Vinitorix geeft blijkbaar een mooie omschrijving van wat hij proeft want het gezicht van T. breekt open. Hij kan een trotse lach niet onderdrukken en zegt een beetje gegeneerd dat hij moeilijk kritiek op zijn wijn kan verdragen. Omdat we (lees: Vinitorix) bij de andere wijnen ook de juiste dingen zeggen, kijkt T. ons om beurten even aan. We zien hem denken. Hij neemt een besluit: we gaan terug naar de cave met de eikenhouten vaten. We moeten voor de deur even wachten. Hij heeft uit een andere ruimte een grote pipet gehaald. In de koele cave vertelt T. over zijn favoriete wijn die nog verder moet rijpen, maar nu al zijn klasse vertoont. Ongemerkt streelt hij tijdens het praten over het eikenhouten vat. De grote kurk gaat uit het vat, de pipet erin. Een speciaal moment: we mogen als eerste van buiten het domein uit zijn favoriete vat proeven. Vinitorix reageert verheugt na een eerste slok, zijn reactie laten de ogen van de wijnmeester stralen.

Ik kijk naar T., de stoere man van vanochtend uit de jeep is weg, hier staat een bescheiden, hardwerkende wijnmaker. Een man die van zijn werk houdt, voor zijn wijngaarden leeft, trots is op zijn product is en dat graag met anderen wil delen.

Als we afscheid nemen, Vinitorix is ondertussen vanzelfsprekend al een paar dozen in de auto aan het laden, bedenk ik me dat we alledrie een mooie ochtend hebben gehad. Vinitorix is weer wijnwijzer, de wijnmaker had een geïnteresseerd luisterend oor voor zijn verhaal en voor mij was het een genot om deze twee mannen zo bezig te zien.

Een paar dagen later laat ik een foto van T. aan een vriendin zien, zij vindt hem helemaal zo niet knap als ik had gezegd. Ik kijk nog een keer naar de foto: ik zie een leuke man, misschien inderdaad niet bijzonder knap, maar in die grote donkerbruine ogen zie ik passie en dat vind ik veel aantrekkelijker dan een doorsnee leuk gezicht. En ik weet dat we de geestdrift van deze bevlogen wijnmaker straks gaan proeven in elke slok van zijn wijn.