We zijn er

We zijn er.

Weliswaar weken, wat zeg ik, maanden later dan gepland, maar we zijn eindelijk in Campagnac-Lès-Quercy om daar de zomer door te brengen.

Na een heerlijk donkere, doodstille nacht word ik de eerste ochtend opgetogen en vol energie wakker. Er wacht een hele lijst met klussen op me, maar als eerste pak ik de allergrootste tuinafvalzak die ik in de schuur kan vinden. Die vul ik met zes maanden oud, dor onkruid dat ik gisteren bij aankomst meteen al uit de perken rond het terras heb getrokken. Ik doe een was, knijp de nieuwe wasknijpers op de waslijn en laat het huis luchten. De vieze ramen, zes maanden achter gesloten luiken doet iets met ze, het spinrag in de kamers waar we toch niet slapen en het schijnbaar nooit verdwijnende laagje stof rond de wijnglazen in de open kast moeten maar even wachten. Tijd zat. Geen haast.

Aan het eind van de ochtend doen Ed en ik boodschappen in de supermarkt met een spuugbenauwd mondkapje op, we lunchen buiten aan de schoongemaakte terrastafel, scrabbelen tijdens de borrel en bij het diner maken we een mooie fles wijn soldaat.

Maar…

Dan is het zondag. Ed en ik gaan eindelijk doen waar we al weken, wat zeg ik, al maanden naar uitkijken: lunchen bij ons favoriete dorpsrestaurant. Als we bij het dorpsplein aankomen loopt de markt net op zijn einde. Bij de kippenboer is geen kip meer te bekennen, de oude dame met verse eitjes en de oude geitenkaasjes is al vertrokken, de kraam met oude-vrouwen-kleding hoopt op nog op een laatste klant. We zien ook een kraam die we nog niet eerder gezien hebben: Catalaanse  worsten.

‘Volgende week even uitchecken’, zegt Ed, worstenman.

De trend die ik in de supermarkt al bij de meeste Fransen spotte, zie ik terug bij de serveersters en de eigenaar van het restaurant: ze dragen hun mondkapje onder de neus of ze dragen het smurfenblauwe ding in zijn geheel onder de kin als een baard. Het terras, vorige zomers altijd compleet afgeladen met heel veel plastic tafels en stoelen, heeft vandaag de overzichtelijkheid van doorsnee Hollands terras. Normaalgesproken moet je hier eerst de achterburen vragen of ze hun stoel naar voren willen schuiven zodat je zelf aan tafel kan. Nu kan iedereen met gemak aanschuiven. En we hoeven ook niet meer als een krab met ingehouden buik (Ed dan, hè) langs de rijen met tafels te manoeuvreren als we het terras op of af willen. 

De uitbater is zo blij om ons weer te zien dat hij voor een moment de 1-meter-afstand-regel vergeet en Ed over zijn rug wrijft. We vragen hoe de zaken de afgelopen maanden zijn geweest. Tijdens zijn antwoord zakt zijn mondkapje langzaam van zijn neus en totdat het helemaal loshangt van zijn gezicht. Ik merk dat ik het fijn vind om zijn hele gezicht weer te zien. Hij duwt tijdens het praten het mondkapje met een geroutineerd gebaar weer omhoog, het zakt dus vaker af. Hij heeft het zwaar gehad, maar hij heeft goede hoop dat straks alles weer bij het normale is, hij en zijn équipe hebben er in ieder geval zin in. Als hij ons een fles rosé brengt, houdt hij bij de passerende klanten op het terras netjes een meter afstand, maar legt daarna nog een keer zijn hand op de schouder van Ed en zegt nog maar eens dat hij zo blij is om ons weer te zien.

Om 13:00 uur schuiven onze vrienden aan die hier permanent wonen. We mogen elkaar niet zoenen en dat voelt zo afstandelijk, het liefst zou ik ze dicht tegen me aan drukken.

Het is vandaag fête des pères dus qua menu valt er niks te kiezen. Jammer voor de vegetarisch etende vriendin; het is vlees vooraf, vlees als hoofdgerecht en toe krijgen we een wafel met slagroom, stukjes banaan, een koffiekop gevuld met chocoladesaus en rare snoepjes. Vaders in Frankrijk houden van vlees, vlees, zoetigheid en calorieën.

Het gesprek valt geen moment stil, we hebben elkaar sinds de kerst niet meer gezien, er is veel om over te praten. Het terras raakt steeds leger, net als onze glazen. Voordat het dessert komt, hebben de vrienden nog een verrassing voor ons: ze zijn vandaag zoveel jaar bij elkaar en dat willen ze met ons vieren. Met een fles champagne. We proosten op de liefde, op het goede Franse leven en op elkaar.

De vriendin en ik prikken nog wat in onze wafels met banaan, de mannen maken graag gebruik van onze nog volle koppen chocoladesaus. Het is half vijf als we afrekenen. Het terras is inmiddels leeg. We beloven de eigenaar snel weer terug te komen, hij kan de klandizie goed gebruiken.

In de auto praten Ed en ik nog even na. Over hoe heerlijk het is om weer in Frankrijk te zijn. Over hoe de restauranteigenaar het voor elkaar krijgt om altijd even met iedereen een praatje te maken. En hoe fijn het was om de vrienden weer eens uitgebreid te kunnen spreken.

Wat is het heerlijk om weer thuis te zijn.