Taxi!

Taxi!

“Het blijft natuurlijk altijd een gok”, zegt Ed, terwijl ik over zijn schouder mee moet kijken naar de zoveelste saaie auto op Le Bon Coin. Fransen hebben een prachtig land, mooie wijnen, verstand van mode en een heerlijke keuken maar waar ze tegenwoordig in rondrijden vind ik foeilelijk.

Omdat je hier op het platteland in Frankrijk wel dertig redenen hebt om een tweede auto aan te schaffen en je hier geen wegenbelasting hoeft te betalen, zoeken ‘we’ een auto. Natuurlijk, een deux-chevaux, een Mehari of een Renault 4 zou ik zo voor de deur willen hebben maar dan ben je, heb ik van horen zeggen, meer bezig met onderhoud dan met rijden. En ik zie mezelf ook wel in zo’n kleine witte bestelwagen rijden, het is alleen jammer dat ik niets heb te bestellen.

Afgelopen weken zijn we gestopt bij elke garage die we tegenkwamen. Geloof mij: je vindt hier eerder een garage dan een bakker. Alles wat er te koop staat is grijs, zilver, kakkleur of zwart. Ik vind er geen één leuk en Ed vindt ook overal wat van: te oud, te duur, te vies, te roestig, te weinig of juist te veel. Dus belt Ed met de halve wereld op Le Bon Coin.

En zo komt het dat we een proefrit maken met een gepensioneerde monsieur die zijn hele leven in de biscuits et confitures zat en de hele rit opschept over hoe goed zijn zoon de auto altijd onderhouden heeft. Minpunt is dat het schuifdak niet meer dicht kan en we dus de hele zomer met de brandende zon op ons hoofd zullen moeten rondrijden. En, oh ja, wat ook niet in de advertentie stond: de airco doet het niet. En de ruitenwissers ook niet. En om de 10.000 kilometer moet er olie bij. Maar het was een leuke middag in een prachtig gebied van de Lot waar we nog niet eerder waren geweest.

En zo komt het dat we iets dichter bij huis een proefrit maken met een buitengewoon vriendelijke monsieur die vanwege zijn schouder van het schakelen af wil en een automaat zoekt. We scheuren door bekend terrein en de monsieur onderhoudt ons met zijn keuze voor een nieuwe auto. Hij overweegt een Mercedes want Duitsers weten pas echt hoe je een onverslijtbare auto maakt.

En zo komt het dat we in Cahors een proefrit maken in de Mercedes van Omar. Want een Mercedes, dat vind ik ook wel wat. En omdat Omar niet zo goed Frans spreekt – ik voel direct een band – zal zijn vriend, die als een broer voor hem is, ons tijdens de proefrit het een en ander over de auto vertellen. En die vriend heet Aziz. Aziz is een vrolijke, snel babbelende Marokkaan-in-keurig-pak met grote bruine ogen die een zus in Utrecht heeft wonen.

Zodra we de stad uit zijn waarschuwt Aziz voor flitspalen.

‘Ik weet precies waar die staan, Aziz’, zegt Ed, en vanaf dat moment schudt Aziz regelmatig hardop lachend de hand van Ed of ze high-fiven tijdens het rijden. We snellen over de weg en Ed vraagt via de achteruitkijkspiegel aan mij wat ik van de auto vind. Ik vind dat het groene dennenboompje dat aan de achteruitkijkspiegel hangt zijn werk al tijden niet meer doet maar verder vind ik het wel een leuke taxi.

Na een potje onvervalst Marokkaans afdingen tussen Aziz en Ed op een parkeerplaats schudden we de hand van Omar die weer naar zijn werk moet. Aziz biedt ons een koffie aan om de deal te bezegelen. In het café moet Aziz eerst de gehele clientèle gedag zeggen door handen te schudden, te zoenen of te huggen voordat hij zijn vriend de ober opdraagt ons direct drie koffie te brengen.

Ed en Aziz wisselen telefoonnummers uit en praten alsof ze elkaar al jaren kennen. Terwijl ik mijn koffie drink en naar de twee mannen kijk, bedenk ik dat een auto kopen niet alleen een gok is, het is veel meer een gevoel. En dit voelt goed. Dus nu rijden wij over de Franse wegen in ‘Taxi Aziz’.

Oh ja, mocht iemand thuis nog voorbespeelde cassettebandjes hebben liggen dan houden we ons aanbevolen want Taxi Aziz kan geen cd’s, maar wel cassettebandjes aan…