Steak frites

Steak frites

Ik mag niet klagen. Ik kan voor geen meter koken maar de liefde van mijn leven kookt niet alleen fantastisch, hij doet dat ook nog eens met heel veel plezier. Ter ontspanning bladert hij door meters kookboeken, kijkt als een konijn in koplampen naar iedereen die op tv een pollepel in z’n hand heeft en we hebben evenveel keukenapparatuur in huis als een middelgrote kookwinkel.

Ed doet de boodschappen, ik heb een uitgetekende plattegrond van de winkel nodig als ik een vergeten boodschap moet halen. Ed kookt ie-de-re avond, ik doe de afwas. Dat wil zeggen: ik zet alles in de vaatwasser. Maar Ed wil ook weleens een avondje gewoon lekker aanschuiven.

En die Fransen, die hebben wel wat met eten. Alles wat groeit, bloeit, zwemt, voorbij vliegt of op twee, drie of vier poten door een weiland huppelt komt uiteindelijk in een pan terecht. Vet, organen, hersenen, karkassen, alles wordt gebruikt om iets heerlijks mee te maken. Als ze van kippennagels een paté hadden kunnen maken, zouden ze dat zeker niet nagelaten hebben.

Hier in de streek hebben ze een gerecht waar ik nog niet eerder van gehoord had. Ze koken hier, vast bedacht door iemand met honger, een walnotenboom, een pan en wat fantasie, de jonge dichte walnoten met schil en al, net zolang tot ze zacht zijn. Laten we zeggen: je moet ervan houden.

Wat ik zo fijn vind aan de Franse keuken is dat het één grote verzameling klassiekers is, maar de bereidingswijze van al die klassiekers kan per restaurant enorm verschillen. In Parijs krijg je echt een andere terrine de foie gras op je bordje dan hier op het platteland van de Dordogne; hier is ‘ie sowieso vier keer zo groot en je krijgt ‘m niet met een mini brioche maar met twee flinke sneden boerenbrood. En dan overdrijf ik nog niet eens.

Een Frans spreekwoord zegt dat je een regio pas echt kent als je bij alle restaurants gegeten hebt. Het kan ook zijn dat Ed dit spreekwoord heeft bedacht, maar we hebben een aardige poging gedaan. Voor elke gelegenheid of stemming is er een restaurant in de buurt. Afstand is hier geen graadmeter, alles ligt op ‘eventjes rijden’.

Als we wat te vieren hebben, gaan we naar het tikkie chique restaurant waar het tafellinnen crèmekleurig is, de bediening in het zwart loopt en waar altijd iets bijzonders op de kaart staat. Als we gasten hebben nemen we ze graag mee naar de goedlopende tent van C. en T. Hij kookt de sterren van de hemel met zijn moderne kijk op de Franse keuken, zij is de tijger in de bediening. Of we nemen ze mee naar dat ene restaurant, dat je nooit gevonden zou hebben als je er niet van af wist: lekker eten, uitzicht op een prachtige tuin en vriendelijke bediening.

Maar als we allebei zin hebben in simpel, geen lullige porties, niks-aan-de-hand-eten en een nooit veranderende, ietwat plakkerige menukaart, dan gaan we naar het restaurant dat ie-de-re zaterdagavond stampvol zit. Het staat in geen enkele gids, ze maken geen reclame, ze zitten niet op Facebook; het bomvolle terras is hun uithangbord. Je zit er hutjemutje op oude plastic tuinstoelen en de karaffen voor het kraanwater zouden weleens een sopje mogen hebben.

Ik weet van tevoren al wat ik ga bestellen. Steak frites. Het vlees komt uit Frankrijk en dat weet iedere klant, want dat staat op het A4’tje dat op de keukenklapdeur hangt. Meer specifiek: het vlees zat ooit aan de koeien van de broer van de eigenaar.

De steak is groot, precies dik genoeg, perfect á point gebakken en wordt geserveerd met flinke portie huisgemaakte frites. Van die frites waar zo nu en dan nog een schilletje aan zit, die krokante en zachte stukjes heeft en afgetopt is met grof zout. En naast die enorme steak en die portie frites is er nog nét plek voor een salade: één klein blaadje sla met een schijfje tomaat met twee streepjes balsamico.

En voor dit geweldige, altijd bevredigende maal betaal je negen euro. Ik zei het toch: ik heb echt he-le-maal niks te klagen.