Regen

Regen

‘Ergens is iemand blij met deze bui,’ zei mijn moeder altijd als het regende. En als het met bakken uit de hemel viel, zei ze ook nog:

‘Fijn hè, dat we geen hond hebben? Want anders hadden jullie die nu moeten uitlaten.’

Wat mijn broers en mij er overigens toch niet van weerhield om toch gewoon door te blijven zeuren om een hond.

Ik hou van de zon. Ik vind wind prima. Ik ben dol op kou. Maar regen vind ik, en dan vooral in Amsterdam, een regelrechte horreur. Alle viezigheid die zich dagenlang op de stoep en het wegdek heeft verzameld spat met de eerste plensbui op witte gympen, broekspijpen, onderkanten van jassen en van dure tassen. De smurrie springt op auto’s, plantenpotten en voordeuren en blijft daar nog dagen aan vastgekoekt zitten. Fietsers trappen zich met elke trap viezer. En in mijn gore-geuren-top-drie staat ‘volle tram met natgeregende jassen’ dan ook op één. Gatver!

Een paar jaar geleden deed ik een werkklus op fietsafstand. Nu vind ik vijfentwintig minuten op de fiets best pittig, maar de rit ging dwars door het Vondelpark dus dat was ‘leuk’. Jaha, totdat het ging regenen! Ooit met een bril op door de plensregen gefietst? Het is te vergelijken met autorijden met een blinddoek om: je ziet geen reet. Ik schafte een immens grote regencape aan die over het stuur van de fiets ging, droeg onder de capuchon een pet met extra lange klep en maakte het geheel af met fluorescerende oranje kaplaarzen.

In mijn jeugd was er een sherryreclame met een Spaanse señor die in zijn ene hand een glas sherry hield en met zijn andere in één vloeiende beweging een zwarte cape om zich heen drapeerde. De voice over zei: ‘Het geheim dat je deelt met Sandeman’. Toen ik in mijn regenoutfit bij de collega’s binnenliep had ik vrij veel weg van het-geheim-dat-je-deelt-met-een-verzopen-Sandeman in de vorm van een ik-haat-de-regen-smurf. Nee, de regen en ik zijn geen amis.

De Dordogne is gierend groen. Drie keer raden hoe dat komt. Inderdaad, het regent hier weleens. Maar daar hebben we keiharde afspraken over gemaakt: het regent alleen in de maanden dat Ed en ik er niet zijn. De zomers zijn meestal één bloedhete strakblauwe streep. December is koud genoeg voor een goed gestookte houtkachel maar ook vaak warm genoeg om buiten te lunchen. Het regent alleen in de herfst en in januari en februari.

En áls het dan een keertje regent in de zomer, is de regen hier… anders. Spectaculaire wolkenformaties zijn hier op het platteland opeens een feest om naar te kijken. In de motregen wandelen? Geen probleem, na een paar minuten schijnt de zon weer volop en ben je zo weer droog. Een lekkere wolkbreuk na een paar bloedhete dagen is ook een feest. Die bui wordt door graspollen, dorstige bloemen en op de achtergrond ook door de plaatselijke boeren met luid gejuich ontvangen. En iedereen met een flinke tuin denkt: zo dat scheelt weer een avondje sproeien. Trouwens, geloof het of niet, het regent hier vaak alleen ’s nachts.

Omdat de temperatuur bijna niet zakt tijdens de regen én de regen hier altijd recht naar beneden valt – ook een keiharde afspraak – laten we tijdens zo’n bui de tuindeuren open. Want in mijn geweldige-geuren-top-drie staat ‘de geur van de tuin na een flinke regenbui’ regelmatig op één. Verrukkelijk!

Mijn moeder had dus gelijk. Er is altijd wel iemand blij met een regenbui. Ik dus. Maar dan wel in Frankrijk, hè?

Zo. En nu ga ik een andere favoriet van me opzoeken: de schaduw in de tuin. Want in de zon vallen de mussen gebraden van het dak, zo heet is het.