Op hete kolen

Op hete kolen

We zijn op weg naar Campagnac-lès-Quercy waar een koud huis en een lege koelkast op ons wachten. Omdat we daar geen zin in hebben, zijn we op zoek naar een restaurant dat op onze de route ligt. Volgens de navigatie zijn we om 19:03 uur in de buurt van ons dorp.

Nu hebben we een klein probleem, want zeven uur is te veel te vroeg om in Frankrijk ergens aan te schuiven voor een diner. Maar er ligt een nog veel groter probleem op de loer: is er überhaupt wel een restaurant open op deze decemberzaterdagavond?

We vinken hardop de usual suspects af.

‘Dan gaan we toch naar …?’

‘Nee, die is altijd dicht in de winter.’

‘Hoe heet dat tentje ook alweer waar we toen met die en die zijn geweest?’

‘Mwah, dat is in de zomer leuk maar dat is nu uitgestorven.’

Ik zoek op mijn telefoon of de restaurants op weg naar Campagnac-lès-Quercy een website hebben. Sommige restaurants hebben wel een website maar dan weer geen telefoonnummer. Superhandig. Als er wel een telefoonnummer vermeld staat en we bellen, krijgen we een antwoordapparaat. Of erger: ze nemen wel op en zijn complet.

We zetten in op dat ene restaurant dat altijd open lijkt te zijn op moeilijke momenten. Zoals die ene keer toen de halve Dordogne zonder elektriciteit zat. Bij binnenkomst zagen we de reden waarom ze open waren tijdens de stroomuitval: in het midden van de zaak stond een grote ingebouwde houtskoolgrill waar zo ongeveer alle gerechten op gemaakt werden.

We bellen. We zijn van harte welkom maar niet om zeven uur, liever een half uurtje later.

Omdat we nog sneller zijn dan de navigatie voorspelt, besluiten we om bij de supermarché te stoppen en ontbijtspullen in te slaan. Bij de servicedesk halen we een plastic muntje (jeton, weer wat geleerd) voor een winkelwagentje want daar hebben we nu de tijd voor. We keuren uitgebreid het kerst-chocolade- en champagneaanbod, neuzen wat rond in de goedkope kerstaanbiedingenafdeling en checken eigenlijk ook de rest op ons gemak. We rekenen een volle kar af en rijden naar het restaurant.

Als we voor de deur van het restaurant parkeren, is het nog net geen zeven uur. Een extra rondje door het dorp lopen heeft geen zin want dat kennen we al en inmiddels stortregent het.

‘Ik neem wel drie aperitiefjes totdat het acht uur is’, schep ik op.

We gaan naar binnen en natuurlijk zijn we de eersten. Als ik rondkijk valt me op dat het in dit restaurant eigenlijk het hele jaar door kerst is. Niet alleen het houtwerk is rood, ook het synthetische tafellinnen. Net als de kunstig gedrapeerd servetten in de wijnglazen. De rode kerstslinger in de kroonluchter is de subtiele touche finale.

De eigenaar heet ons welkom en verontschuldigt zich dat hij het vuur nog moet aanmaken.

Pas de problème’, zeggen Ed en ik in koor en kijken, allebei dol op vuur, over zijn schouder mee. Wat volgt is een lesje professioneel vuur aanmaken met kolen en dat luistert allemaal erg nauw.

‘Want je hebt kolen en je hebt kolen,’ aldus de eigenaar. Na lang zoeken heeft hij een paar dorpen verderop de beste kolen van het hele departement gevonden.

‘Want je wil natuurlijk geen kolen die roken, je hebt wel een restaurant.’

Dan is er het aanmaken van de kolen. Dat doe je dus niet met aanmaakblokjes.

‘De cubes de paraffine, die witte, die stinken en dat wil je je gasten niet aandoen. Dan heb je nog die andere, die lichtbruine cubes, die ruiken iets minder maar toch…’

Dus heeft de eigenaar onder de grill, achter een gordijn – rood natuurlijk – een gasfles staan om de kolen met geurloos gas aan te steken. En wat blijkt?

‘Het is nog goedkoper ook.’

De gasslang met branderkop ligt lekker vuur te spugen tussen de kolen. Het vuur krijgt door het wapperen met iets uit de Bricomarché, waar je volgens mij ook mee kan stuken, een flinke optater. Het spettert als een dolle, ik denk aan de synthetische tafellakens, maar de eigenaar niet. Hij laat de spetters gewoon op zijn trui komen en gooit nog een laag kolen op het vuur.

‘Het stof van de kolen komt soms wel op de borden terecht’, zegt hij teleurgesteld.

Dat demonstreert hij door zijn vinger over een wit bord van een reeds gedekte tafel vlakbij de grill te halen en die aan mij te laten zien. Ik hoop dat we straks aan een ander tafeltje zitten.

Met precisie, ervaring en liefde verplaatst de eigenaar met een tang grote en kleine kolen zodat het vuur overal gelijkmatig brandt. Ed en ik zijn onder de indruk.

Het is inmiddels half acht, de eigenaar trekt zijn trui uit. Daaronder zit zijn witte oberblouse met korte mouwen; het is warm bij de grill. Hij vraagt wat voor aperitief hij ons kan inschenken.

Als Ed’s entrecôte en mijn eend naast twee aardappels in zilverpapier boven het vuur liggen te grillen, gaat de restaurantdeur open. Vijf mensen met een reservering. Een half uur later komt er nog een clubje binnen. De eigenaar heeft het er maar druk mee.

Et voila, voila’ hoor ik hem zeggen als hij weer wat heerlijks op tafel zet. Als ik hem richting de keuken zie lopen, valt het me op dat het toch best rokerig in de zaak is. De entrecôte en de eend zijn verrukkelijk, de wijn is heerlijk en het toetje groot en goddelijk. Als we hebben afgerekend, loopt de eigenaar met ons mee naar de deur. We krijgen een handdruk en worden uitgezwaaid.

Als we thuiskomen, ruik ik aan mijn kleding: alles kan de was in. Morgenochtend eerst maar eens een wasje draaien dus. Maar wat was vanavond een heerlijk begin van de kerstvakantie.