Net als in de film

Een groot, grijszwart buitenaardse wezen torent hoog boven mij uit. Het kijkt mij aan, de kleine ogen priemen in de mijne en het kwijl loopt met bakken langs de grote tanden uit de openstaande bek. De achterpoten zijn gebogen, als ik nu een onverwachte beweging maak, gaat in minder dan een seconde mijn kop er gegarandeerd af. De monsterlijke agressie spat van het beest af. Ik sta doodstil en probeer niet te ademen. Ik sta oog in oog met moeder Alien.

Uit mijn ooghoek zie ik op de grond een paar grote ovale dingen staan, ik weet dat daar kleine aliens inzitten die elk moment uit hun ei kunnen komen. Dat zijn een soort puppies from hell; het liefst springen de kleintjes op het gezicht van een onfortuinlijke voorbijganger, wurmen zich via de mond naar binnen om zich daarna door de buik weer een weg naar buiten te vreten. Vandaar dat moeder Alien zo tegen mij tekeergaat, ze beschermt haar kleintjes.

‘Ik heb nú zin om naar huis te gaan en alle Alien films achter elkaar te kijken’, zeg ik tegen Ed. De komende anderhalf uur hoor ik mijzelf die zin nog een paar keer uitspreken, telkens met een andere filmtitel erin.

We zijn in het ‘Musée Cinéma et Miniature’ in het oude gedeelte van Lyon. In dit museum vind je originele filmsets, kostuums, maskers, robots en monsters die allemaal zijn uitgeleend door filmstudio’s en regisseurs. En, totaal wat anders, ook miniatuursets gemaakt door de beste miniaturisten ter wereld.

We wandelen langs het atelier van Jean-Baptiste Grenouille, de seriemoordenaar uit ‘Het parfum’. De tafel, de muren, het plafond, de bruine glazen potjes met oude etiketjes op de doorgezakte planken van de wandkast, de geur van paardenvijgen en kleigrond; de filmset is levensecht, alsof we werkelijk in het Parijs van de 18de eeuw zijn. Wat we vooral ruiken zijn de honderden rozenblaadjes die in grote een kist in het atelier liggen.

Even later komen we bij een ruimte waar wordt gewaarschuwd dat deze niet geschikt is voor kinderen. Daar ligt namelijk in een grote bak voor de brandende houtkachel het ingezwachtelde lijk van een jong meisje. Jean-Baptiste, die wel fantastisch kon ruiken, maar zelf geen lichaamsgeur had, beroofde zijn vrouwelijke slachtoffers van hun lichaamsgeur zodat hij er eentje voor zichzelf kon maken.

De waarschuwing dat bepaalde sets niet geschikt zijn voor kinderen, komen we vaker tegen in het museum: afgehakte ledematen, levensgrote Aliens, doodenge wapens en de opengespleten kop van Robocop zijn misschien niet geschikt voor de tere kinderziel, maar nergens vloeit bloed en overal is het duidelijk dat we naar rekwisieten uit filmsets kijken.

Elke zaal is een feest der herkenning voor liefhebbers en die hard filmfans want er staan veel herkenbare attributen uit grote blockbusters: de chocoladereep uit Charlie en de Chocoladefabriek, de doodenge killer-pop Chucky, de wandelstok van Charlie Chaplin, een paar grappige personages uit de laatste Star Wars en het latexhoofd van de sympathieke Mrs. Doubtfire. Bij elke zaal herken je weer iets uit een film waarvan je was vergeten dat je die ooit had gezien.

Het museum is verdeeld over een paar verdiepingen en de meeste ruimtes zijn per thema of filmgenre ingedeeld. Zo nu en dan wordt een en ander ondersteund met behind the scenes-materiaal. In het begin van de eerste Jurassic Park film onderzoeken twee wetenschapper een zieke triceratops, een plantenetende dino. Die ligt op de grond en ademt onregelmatig. Door ons bezoek aan dit museum weten Ed en ik nu dat de dino op een klein podium ligt waar vier mannen onder verstopt zitten: eentje blaast met een grote balg lucht in de dino zodat het lijkt alsof hij ademt, eentje bedient de poten, een ander de staart en de vierde bedient het oog en de tong. En toch, als je daarna de echte filmscène ziet, geloof je dat je naar een ‘levensechte’ dino kijkt. Film is magie, mogelijk gemaakt door bevlogen vakmensen.  

Het andere gedeelte van het museum is ingericht met miniaturen, gemaakt door gepassioneerde kunstenaars. In de schaars verlichte zalen waar alles zwart is geverfd, staan achter glas mooi uitgelichte interieurs in miniatuur; een Franse bistro, de werkplaats van een schoenmaker, het atelier van een instrumentenbouwer, een chic restaurant, een jaren ’70 huiskamer, een slager, een tabac en nog veel meer.

Het poppenhuis uit mijn jeugd valt in het niet bij wat je hier ziet. In één van de zalen zien we een vader met zijn zoontje op de arm naar één van de miniaturen kijken. Het jongetje is verrukt over hoe klein alles is en benoemd stuk voor de stuk de voorwerpen die hij in de mini-bakkerij ontdekt. De vader is gefascineerd door het vakmanschap van de miniaturen en raakt niet uitgepraat over het werk dat er in deze kleine scène zit. En dat is precies hoe Ed en ik het ook ervaren, we kijken onze ogen uit.

Als we even later in een typische Bouchon Lyonnais lunchen, maken we een lijstje met films die we straks weer eens willen zien als we thuis zijn. Maar nu eerst de rest van Lyon ontdekken…