Nacht

Nacht

Ik kan niet slapen. Dat wil zeggen, ik ben net wakker geworden en het is midden in de nacht. Het is warm in de slaapkamer, de ramen staan wagenwijd open maar er is geen zuchtje wind. Er hangt geen klok in de slaapkamer dus ik probeer door te luisteren vast te stellen hoe laat het is. Ik moet denken aan wat M., onze Nederlandse makelaar, jaren geleden aan me vroeg. We waren bezig de laatste zaken rond de aankoop van ons huis te regelen en we logeerden in zijn gîte.

‘Ben je bang voor de stilte ‘s nachts?’, vroeg hij.

‘Geen idee’, zei ik, ‘in Amsterdam is het ’s nachts nooit stil.’

Die nacht werd ik wakker van het schorre en met moeite geproduceerde geblaf van zijn lieve, oude hond; er liepen een paar wilde zwijnen langs het erf. Toen ik op de tast op zoek ging naar de luiken en ze opendeed om naar buiten te kijken, was ik wel even bang. Want ik zag niets. Alleen één groot, zwart gapend gat; ik zag voor het eerst hoe donker het hier kan zijn als er geen maan schijnt.

Ik luister naar de geluiden in onze tuin. Want inmiddels weet ik dat het hier ’s nachts nooit helemaal stil is. Er is altijd wel ergens een egel aan het scharrelen. Meestal onder de grote kamperfoeliestruik. Of er is een matineuze eekhoorn op zoek naar een verloren gewaande hazelnoot. En er wandelt ’s nachts vast ook wel iets anders met vier poten door onze tuin waar wij geen weet van hebben. Dat er ook een mol actief is, is overdag duidelijk zichtbaar.

Ik hoor geen vogels, dus het is nog nacht. Dan hoor ik een krijs. Van een beest. Een kat? Een vosje? Hoe klinkt een vos eigenlijk? Straks maar eens even opzoeken.

Als de tuin ’s nachts geen geluid maakt dan loopt er wel iets op zolder, een muis of iets anders waarvan ik eigenlijk niet wil weten wat het is. Of ik hoor krassende pootjes van een vogeltje, dat net als ik niet kan slapen en even gaat verzitten in de dakgoot. En als er niets scharrelt of snuffelt in of rond het huis dan besluit de oude houten vloer in onze slaapkamer soms vanuit het niets om opeens hard te kraken.

Ik kijk of ik de contouren van de halfopenstaande luiken kan ontdekken. Het is donker, maar tussen de luiken door zie ik iets stralen. Als dat Venus is, gaan we richting de ochtend.

Misschien ben ik wel wakker omdat ik bezig ben met het einde van deze warme, lange zomer. We zijn nog maar een paar dagen hier en dan vertrekken we weer. Ik wil dit huis, deze slaapkamer, deze tuin, dit warme weer, deze sfeer met me meenemen naar Nederland. Soms neem ik echt iets mee, een fruitschaal of een vaas die we hier gebruiken, zodat ik in Nederland dagelijks aan Frankrijk wordt herinnerd.

Nu, hier in bed, want slapen lukt toch niet, probeer ik plaatjes in mijn hoofd te maken waar ik straks in Nederland aan kan denken. De oranje trompetbloemen die ik vanuit het slaapkamerraam tussen de lichtblauwe luiken aan een wolkeloze hemel zie hangen. De volle gedekte tafel op het terras waar we gisteravond nog met vrienden uit het dorp aan hebben gegeten en gelachen. Mijn gelakte teennagels die opdoemen als ik mijn boek neerleg in de hangmat. De andere hangmat waarin Ed ligt, ook met een boek maar dat is dicht, net als zijn ogen. Het dorpsplein met de grote plataan. F. die kromgebogen boven haar planten hangt, op zoek naar een dor bloemblaadje. Ed die een muziekje opzet voordat hij gaat koken. Er zijn teveel plaatjes. Ik kan geen keus maken. Zo val ik nooit in slaap.

Ik hoor de haan van het gehucht boven op de heuvel coqoricoën en giechel. Deze haan is op leeftijd en kukelt meestal pas ‘s middags rond een uur of vier, alsof hij na een uitgebreide lunch nog even een tukje heeft gedaan en opeens wakker schrikt. Hij laat zo vroeg nooit van zich horen. Misschien kan hij ook niet slapen.

Naast mij klinkt monotoon gesnurk, meestal werkt dat rustgevend maar dit keer niet. Ik ben nu echt klaarwakker. Dan hoor ik een mug. Uit ervaring weet ik dat die niet op het gesnurk afgaat, maar rechtstreeks op mij. Ik denk dat dit het teken is dat ik eruit moet gaan. Zodat ik kan genieten van een lekker lange, vroege ochtend in dit heerlijke land. Nu kan het nog, straks is het weer voorbij.

Beneden in de keuken zie ik dat het vijf uur is.

Laat de dag maar beginnen, ik ben er klaar voor.