Mysterie

Als je zeven zomers in hetzelfde kleine dorp doorbrengt, zou je het idee kunnen hebben dat je alles van het dorp en de bewoners weet. Er gebeurt hier namelijk niet zo veel. Natuurlijk: het restaurant gaat elk jaar failliet, er ontvalt ons weleens een op leeftijd zijnde buurman of buurvrouw of een verlaten huis krijgt weer een nieuwe kluseigenaar. Dat zijn gespreksonderwerpen waar we het hier dagenlang over kunnen hebben maar qua gekkigheid heb je het dan wel gehad. Verder blijft alles, oh heerlijke rust, bij hetzelfde.

Maar… één huis aan het plein is voor mij nog steeds een mysterie.

Het huis fascineert me al vanaf het moment dat we hier onze zomers doorbrengen. Het is groot, breed en het staat schuin tegenover ons. Zomer of winter: de grote bruine luiken zitten altijd dicht. Er staat wel een uitnodigend wit bankje voor het huis en een paar vierkante bakken met fleurige planten.

Woont daar eigenlijk wel iemand, vroeg ik me af, want ik zag er nooit iemand naar binnen of naar buiten gaan.

Er bleek een echtpaar te wonen, hoorde ik van onze Engels-Schotse overburen. Hun huis was na jarenlang verbouwen eindelijk klaar. Zij klopten bij het huis met de dichte bruine luiken aan met de vraag of meneer de burgemeester en zijn vrouw een rondleiding wilden. Zodat hij met eigen ogen kon zien dat zij zich aan alle Franse richtlijnen hadden gehouden. De man uit het huis met de gesloten bruine luiken kwam alleen, zonder zijn vrouw. Hij liep braaf door het huis en knikte her en der goedkeurend. Aan het eind van de rondleiding kwamen ze er, met veel handen en voeten, achter dat de man uit het huis met de dichte bruine luiken weliswaar dezelfde achternaam als de burgemeester heeft, maar gewoon een buurman was.

Op een heel warme ochtend het jaar daarop, zag ik hem opeens. Ik was met zweet op de bovenlip in de gastenkamer het bed aan het verschonen, toen ik op het plein piepend een luik open hoorde gaan. Ik keek uit het raam en uit het huis met de dichte bruine luiken kwam een oudere heer met een zware, zwarte bril op de neus. Gekleed in pyjama, een dikke, geruite ochtendjas en instappantoffels liep hij met een gieter naar zijn planten. Het mysterie begon zich te ontrafelen, ik had ‘hem’ eindelijk eens gezien.

Vanaf dat moment zag ik hem vaker zijn planten water geven, maar nooit kwam hij verder dan de plantenbakken en het stoepje van zijn huis. Ik zag hem niet op het dorpsfeest, niet bij de jagerslunch, nergens. En haar had ik sowieso nog nooit gezien.

Weer een zomer later kwam ik eens terug van een boodschap in een ander dorp. Terwijl ik het plein opreed, viel me iets op: het huis met de altijd dichte bruine luiken, had alle luiken open! Ja, in een dorp waar nooit iets gebeurd, is dat groot nieuws.

‘De luiken van Onassis zijn open!’, riep ik tegen Ed.

Al snel werd duidelijk waarom. Monsieur M. was ziek. Om die reden stopte er bijna dagelijks een auto met verpleegster voor de deur. Ook zijn zoon, precies zijn vader met eenzelfde soort bril, kwam vaak langs. Hij was degene die de grote bruine luiken had opengedaan en nu kon ik zien dat er achter die luiken vrolijk gebloemde gordijntjes hingen. Ik zag monsieur M. steeds vaker naar buiten komen. Langzaam, stapje voor stapje, steunend op de arm van zijn zoon, zette hij een paar passen op het plein. We knikten als we elkaar zagen.

Twee zomers geleden is hij overleden. Voor zijn huis stond een standaard met daarop een condoleanceregister. We hebben een kort bericht achtergelaten want echt kennen deden we hem niet. De grote bruine luiken zijn tegenwoordig wat vaker open, maar nog steeds mondjesmaat. De zoon komt nu voor zijn moeder langs. Die ik, na al die jaren, nog steeds niet gezien heb.

L. de gepensioneerde meubelmaker in het dorp, ontrafelde een tijd geleden het mysterie weer een stukje verder. We troffen hem in zijn atelier waar hij iets het schuren was. Het bleken sierlijsten te zijn voor de nieuwe kledingkast van madame M.

‘Ja, het is nog een heel project, want ze wil een hang- en een leggedeelte.’

Aha, dus madame krijgt een kledingkast. Met hang- en leggedeelte. Wat voor kleding zou iemand dragen die altijd binnen zit?

Omdat ik vrij veel fantasie heb, had ik ondertussen zelf maar een reden bedacht waarom ik Madame M. in al die jaren nog nooit buiten had gezien; ze heeft een ziekte waarbij ze geen licht kan verdragen en ligt daarom hele dagen op bed, met hang- of legkleding aan, met de luiken dicht.

Vorige week hoorde ik door de open ramen gepraat op het plein. Ik zag een man bij het huis met de meestal dichte bruine luiken. De man praatte met madame M.! Ik kon haar niet goed zien maar wat ik wel zag was dat zij een lange broek en een trui aanhad terwijl de mussen hier zo ongeveer gebraden van het dak vielen. Madame M. hield zich tijdens het gesprek vast aan de dwarsbalk van het open luik. Direct na het korte gesprek met de vreemde meneer, want niet uit het dorp, trok ze het bruine luik weer dicht.

‘Ik heb madame M. gezien!’, riep ik tegen Ed.

Want in een dorp waar nooit iets gebeurd is dat groot nieuws.

Sinds gisteren weet ik waarom we Madame M. nooit een stap buiten de deur zet. Meubelmaker L. heeft het laatste restje van het mysterie opgelost en mij verklapt dat zij al haar hele leven pleinvrees heeft. En Monsieur M., le pauvre, bleef altijd trouw bij haar binnen.