De schurk

De schurk

Of je nu in een grote stad of in een klein Frans dorp woont, iedere samenleving heeft altijd wel een paar typische kostgangers. Er woont altijd wel een roddeltante, een paradijsvogel, een lolbroek, een lellebel, een ik-weet-het-toch-altijd-beter-type en een zeurpiet. Maar het wordt pas echt interessant als er ook een schurk van de partij is. En, vink af, die hebben we hier!

De schurk heeft, als een soort levenshouding, ruzie met iedereen. Met zijn vrouw, de dorpsbewoners, de politie, de burgemeester, het departement en waarschijnlijk ook de hele Franse regering. En daardoor leeft hij als een outlaw. Dat wil zeggen: hij heeft merde aan elke wet of regel.

Net als de meeste Fransen houdt de schurk wel van een glas wijn. En net als de meeste Fransen houdt de schurk ook wel van lekker doorrijden. Een spannende combinatie hier met al die smalle landweggetjes, vooral ’s avonds laat want lantaarnpalen zijn hier schaars. Een paar jaar geleden, na de zoveelste overtreding, mocht hij zijn rijbewijs inleveren. Eindelijk, klaar met dat levensgevaarlijk gescheur, dacht het dorp. Mais non! Hij kocht een Canta, zo’n mini-autootje waar je geen rijbewijs voor nodig hebt, voerde het ding schandalig op en maakte alsnog de wegen onveilig.

De burgemeester vroeg hem zijn nering, in dit geval een mooi woord voor zeldzame takkenzooi, in het dorp een beetje op te ruimen. Dat weigerde hij. De burgemeester, ook niet voor één gat te vangen, liet de hele nering omzomen met coniferen.

Een vete was geboren en sindsdien laat de schurk al zijn huizen, en dat zijn er een stuk of vijf, in het dorp verslonzen. Ingegooide ramen, instortende daken, overwoekerde tuinen en wegrottende schuurtjes. Hij weigert ze op te knappen of te verkopen. Want daar zou hij de burgemeester alleen maar een plezier mee doen.

De vrouw van de schurk werkt in een zaakje, twee dorpen verderop. Als hij binnenkomt is het alsof je-weet-wel-wie van The good, the bad and the ugly van het filmdoek is afgestapt. De lucht bevriest, de klanten houden midden in een zin op met praten. Zijn vrouw verandert in een schaduw die het liefst onder de toonbank zou willen verdwijnen. Ze zijn nog steeds bij elkaar, maar hij slaapt in de schuur aan de overkant van de weg. De relatie is in de loop der jaren enigszins bekoeld, zullen we maar zeggen.

Naast scheuren met één van zijn vele snelle auto’s – het liefst ’s nachts en altijd met groot licht aan – heeft hij nog een hobby: graven. De schurk heeft een paar losse centen en heeft zichzelf een aantal schofterig grote graafmachines cadeaus gedaan. En daar graaft hij gaten mee in zijn vrije tijd. Op zijn eigen land, godzijdank. Net zolang tot het allemaal open ligt.

Ons kleine Franse dorp heeft de afgelopen jaren een paar ferme stappen vooruit in de tijd gezet. We zijn aangesloten op het riool, er is een nieuwe waterleiding aangelegd, we hebben glasvezel – nog niet aangesloten, maar het ligt er wel – en het hele dorp is voorzien van een nieuw wegdek en stoepjes. De panden van de schurk steken daardoor nu extra lelijk af.

‘Kunt u daar niet iets aan doen?’, vroeg Ed een tijd geleden aan de burgemeester.

‘Ja, wachten tot ‘ie doodgaat’, antwoordde de burgemeester met een glimlach.

Dat klinkt hard, maar dat is het niet. Want had ik al gezegd dat de schurk de negentig bijna aantikt? En dat het mij ook niks zal verbazen als hij de honderd haalt. Want hij is een taaie rukker. Wat mij betreft blijft ‘ie nog heel lang de boel onveilig maken, want anders zijn we hier in het dorp een schofterig goed gespreksonderwerp kwijt. En moeten we op zoek naar een nieuwe schurk…