De boom

De boom

Als klein meisje droomde ik van een mooi, wit huis in Spanje. Dus zeurde ik om de zoveel tijd aan het hoofd van mijn vader, niet gehinderd door enig inzicht in zijn financiële handel of wandel, of hij die droom niet even uit kon laten komen. De droom hield overigens in dat ik daar dan zelf ging wonen, zonder mijn ouders en broers maar met vriendinnen; nooit meer naar school, altijd vakantie, altijd zon.

Mijn vader gaf altijd serieus antwoord op de vraag waarom hij geen huis in Spanje voor mijn wilde kopen.

‘Kind, er is altijd wat met een huis in het buitenland. Je zal zien dat er in het hele dorp één boom is en dat die precies door jouw keukenraam valt als jij er niet bent. En probeer Juan, die in paniek nog sneller Spaans praat dan anders, aan de telefoon dan maar eens uit te leggen wat er moet gebeuren.’

Hij had een punt. De meeste vakantiehuisbezitters kennen de angst dat er ‘iets’ met hun huis gebeurt als zij er niet zijn.

Bij mij is, bij aankomst in Campagnac-lés-Quercy, de opluchting al groot dat het huis er sowieso nog staat. Dan gaan we, Ed lekker ontspannen maar ik met samengeknepen billen, naar binnen voor een inspectieronde. Zitten de stoppen nog in hun kast? Altijd. En waar komen die spinnen toch vandaan? Geen idee, straks even weghalen. Is er een lekkage? Natuurlijk niet. Zit het behang nog op de muur en de pannen nog op het dak? Jaha! En wat is dat grote zwarte ding dat tussen de luiken en het raam van de logeerkamer zit? Een vuilniszak?

Nee. Dat is een heel grote, overvolle zoemende bijenkorf met extreem veel bijen. Die zich tussen de pas geverfde luiken en het net nieuw geïnstalleerde raam gevestigd heeft. Help!

Gelukkig kende vriend M. een imker die het hele volk in één keer met korf en al weg kon halen. Omdat vriend M. wel zin in honing had, kreeg hij het bijenvolk in een grote kast mee voor op zijn land. We hebben trouwens nog steeds twee potten honing tegoed, door ons voormalig bijenvolk geproduceerd. Dus M., als je dit leest…

Een paar jaar geleden overleed mijn knappe, charmante, altijd gulle en levensgenietende vader op een mooie leeftijd en dat zorgde er onder andere voor dat Ed en ik besloten een huis in Frankrijk te kopen. We proosten nog vaak op de oude A., liefst met een glaasje Monbazillac, en volgens mij vindt mijn vader het wel oké dat ik toch gedaan heb wat hij afraadde.

Vorige herfst was Ed een paar dagen met goede vriend V. in Campagnac-lès-Quercy. V. stond op het terras een sigaretje te roken. Hij keek naar onze tuin en vroeg aan Ed wat voor lange dikke struik dat was die daar links groeide. Ed keek naar links. En keek nog een keer en dacht: struik? Stond daar een struik? En wel een hele flinke zo te zien…

Mijn vader kreeg uiteindelijk toch gelijk. Er was in onze tuin een boom omgewaaid toen wij er niet waren.

Een gigantische oude joekel van een dennenboom die vlak naast ons huis stond en heel makkelijk op ons dak had kunnen vallen met alle gevolgen van dien. Hij had ook op het toch al gammele dak van de garage van de buurman kunnen vallen. Of ons houthok of de prachtige kamperfoeliestruik kunnen pletten.

Maar hij is precies zo gevallen dat hij niets geraakt heeft, geen struik, geen waslijn, geen bloempot, geen andere boom, niets. Hij is op de enige plek in de tuin gevallen waar hij geen schade kon aanrichten: languit op het gras. Alsof iemand daar speciaal voor gezorgd had.

En ik glimlach bij de gedachte dat ik weet wie dat geweest is.