Bloemen in Frankrijk

Bloemen in Frankrijk

Jaren geleden verklaarde de toenmalige hoofdredacteur van Opzij in een talkshow waar ik redacteur was, dat als zij ooit aan de bedelstaf zou geraken, dat waarschijnlijk zou komen door haar ongebreidelde kooplust voor bloemen. Ze kocht iedere week grote verse boeketten voor maar liefst vijf plekken in haar huis. Ik herken dat: j’adore des fleurs!

In Amsterdam haal ik iedere vrijdag bloemen in huis. Ik ben niet vies van een flinke bos tulpen, gladiolen of amaryllissen maar het liefst ga ik naar de bloemist die bloemen per stuk verkoopt. Dan kan ik naar eigen inzicht, met de plek, de vaas en een bedrag in gedachten, zelf iets samenstellen. En als de bloemen dan in de vaas staan, geniet ik daar van. Het is voor mij het officiële begin van het weekend.

In Frankrijk struikel je over de planten en de plantjes. Geen plek op een stoepje, balkon, oprit of terras of er staat, hangt, groeit of bloeit wel iets. Maar de Fransen zijn geen bloemenkopers. Ik zie weleens een laf boeketje in een emmer in een supermarkt staan (naast frisse plantjes in de aanbieding) maar die bosjes hebben overduidelijk geen haast gemaakt om daar te komen.

Een paar jaar geleden bedachten M. en S. uit Zevenaar dat Frankrijk wel toe was aan verse Hollandse snijbloemen. Ze werden gevolgd door het tv-programma ‘Ik vertrek’ en zo zag heel Nederland dat ze hun bloemenzaak in Nederland verkochten en voor heel veel geld een koelvrachtwagen kochten en een speciale bloemenkoeling aan hun Franse huis in de Bourgogne bouwden. We zagen ook dat M. en S. niet alleen geen plek op de markt kregen om hun bloemenstal neer te zetten maar dat er in Frankrijk überhaupt geen markt is voor snijbloemen. Fransen geven maar zelden bloemen cadeau, veel liever nemen ze iets te eten mee voor hun gastheer en gastvrouw. En geef ze eens ongelijk: kom maar door met die huisgemaakte eendenpaté.

Dat de Fransen geen bloemen kopen begrijp ik wel, want niet alleen hun eigen tuin maar het hele platteland staat knettervol met bloemen. De grote glooiende velden die in maart nog leeg en lichtbruin zijn, staan in april opeens vol met een bijna niet-van-deze-wereld-kleur-geel: weiland na weiland is gevuld met knalgeel koolzaad.

In elke berm staan kleine roze en prachtig lange paarse bloemen, idioot grote madeliefjes, valeriaan, dikke vette gele paardenbloemen, wilde orchideeën en allerlei ander bloeiend spul.

Maar mijn hart maakt echt een sprongetje als in mei de klaprozen gaan bloeien. Het frêle rode bloemetje lijkt door een bloemist met een missie door heel Frankrijk geplant te zijn. Ze groeit overal; berm, weiland, tussen keien of gewoon uit een oude muur. De Fransen noemen het oranjerode roosje le coquelicot. Plukken? Ho maar! De natuur heeft het laatste woord: le coquelicot gaat binnen een dag dood als ze in een vaas staat. Andere wild groeiende bloemen doen het trouwens ook niet lekker in een vaas. Ergo: gewoon laten staan en ervan genieten als je er langs loopt.

Behalve dan die ene prachtige grote roos die bij ons in de tuin groeit, die pluk ik wél. Het is een roos die ondanks mijn ontluikende lichtgroene vingers elke zomer braaf bloeit. Zo groot en zo donkerrood als deze had ik ze nog niet gezien. Als ze in een vaas staat geurt ze gerust in haar eentje nog dagenlang de hele kamer vol. Met zo’n ouderwetse rozenzeepgeur die me aan mijn oma doet denken.

Ik zei het al: j’adore des fleurs.