Begrafenis

We staan achter in de kerk van ons dorp, alle banken zitten vol, het is er warm. Bij het altaar wordt een wat onzekere jonge priester iets ingefluisterd door een oude dame met een wit vestje en een grijze vlecht. Zij heeft ons zojuist, steunend op haar stok, allemaal welkom geheten en kort wat verteld over madame G. die in de kist ligt die in het gangpad staat. De priester begint met zingen. Dit is mijn eerste begrafenis in Frankrijk.

Twee dagen eerder.

We staan op het pleintje voor ons huis met onze Engels-Schotse overburen te praten. Monsieur G. ziet ons en loopt op ons af. Monsieur G. is dik in de tachtig maar heeft nog steeds een volle bos grijs haar. En een handdruk als van een bootwerker. Hij heeft een indringende, beetje bozige blik, maar als hij begint te praten gaat zijn hele gezicht open. Hij woont schuin tegenover de overburen en ze kennen elkaar al jaren. Zijn overleden zoon legde een nieuw dak op hun vakantiehuis. Hij, meubelmaker en retraite, repareerde de oude voordeur en maakte de nieuwe luiken.

Hij zoent de buurvrouw, daarna mij. Geeft de buurman en Ed een ferme hand. Hij zegt een trieste mededeling te hebben.

Ma femme est décédé ce matin.’

We schrikken. We condoleren hem. Hij loopt weer terug naar zijn huis waar sinds die ochtend al een ongebruikelijke bedrijvigheid te bespeuren was. Zoiets valt op in een klein dorp. Een man in donker pak met stropdas rolt een metalen onderstel het huis binnen. Madame G. blijft voorlopig nog even thuis.

Madame G. heb ik niet echt gekend. Ik heb haar vaak genoeg gezien, maar door haar dementie was ze een beetje schrikachtig. Hoe vaak we haar ook gedag zwaaiden, voor haar was het altijd de eerste keer dat ze ons zag. Soms liep ze buiten op straat, op het pleintje, met of zonder haar oude, nog steeds een beetje waakse Beagle. Veel vaker stond ze in de deuropening van haar huis te kijken naar wie er voorbij kwam.

De dame met de grijze vlecht en het witte vestje vertelt de mensen in de kerk dat madame G. is overleden in de armen van monsieur G. Dat vind ik een troostende gedachte. Ze vertelt verder. Madame G. was negentien jaar toen ze trouwde, ze kreeg een zoon, was dol op bloemen en planten, dronk graag een kopje koffie en een apéro. En dat was het dan, qua persoonlijke noot. De dame met het witte vestje fluistert de priester in dat ze samen moeten zingen. Hij klinkt goed, zij zingt een beetje vals.

De opkomst op deze warme zaterdagmiddag is groot. Ik tel zo’n honderdvijftig mensen, veel bekende gezichten. En nu ik begrijp waar het verhaal vandaan komt dat er alleen vrouwen de kerk in mogen en dat de mannen buiten moeten staan. Want wat is het geval: de kerk is niet groot dus gaat eerst de familie naar binnen en daarna de vrouwen, dat is wel zo beleefd. Dus nu staan de mannen allemaal bij elkaar voor de kerk en er ontspint zich na verloop van tijd een amicaal gesprek. Iets te amicaal, vindt de man van de uitvaartorganisatie. Hij sluit de kerkdeuren. Het wordt binnen nog warmer.

We werken de dienst af. Zo voelt het in ieder geval. De priester, met blote voeten in sandalen – net als Jezus, grapt de Engelse buurman – probeert het bij een refrein van een gezang nog met ‘et maintenant ensemble’, maar het blijft stil in de kerk. Geen sprekers. Geen ingehouden snik vanaf een kerkbank. Na de dienst gaat de familie stapvoets achter de kist met madame G. naar het kerkhof.

Nu, twee dagen na de begrafenis, is de rust in het dorp wedergekeerd. Buiten zie ik monsieur G. een rondje maken, in zijn eentje. Hij passeert het huis van een weduwe en ik bedenk dat zij en haar familie helemaal niet op de begrafenis aanwezig waren. Ze waren die dag wel thuis, dat weet ik. En dan begint er iets te dagen. Ik herinner me een gerucht over een vete die al tientallen jaren sluimert tussen deze twee families. Waarover? Geen idee. Blijkbaar is het gerucht geen kletspraatje en is de vete nog steeds springlevend.

Waar een klein Frans dorp soms heel klein in kan zijn…