#6 Droomhuis aan zee: Het huis met het mooie terras

Ik doe al nachten geen oog meer dicht, we hebben ons droomhuis gevonden. Elke nacht ben ik aan het schoonmaken, aan het verven en aan het inrichten. Het smalle, licht hemelsblauw geverfde huis met dakterras stond op een makelaarssite waar, verrassend genoeg, nu eens meer dan tien minifoto’s werden gebruikt om een indruk van het huis te geven. Ik was op slag verliefd. Tot over mijn oren ben ik, Ed ook. We hoeven het huis alleen nog maar even te zien, zeggen we steeds tegen elkaar.

‘En aan het eind van de bezichtiging’, zegt Ed, ‘vraag ik waar ik kan pinnen’.

We hebben met de makelaar op het marktplein in het dorp afgesproken, vanaf daar zullen we met z’n drieën naar het huis lopen. Zoals te doen gebruikelijk hebben we, uit angst dat we zelf gaan onderhandelen met de eigenaar, geen exact adres van de makelaar gekregen. Maar we zijn niet voor één gat te vangen want we zijn handig met Google Maps: ik heb net zolang alle dakterrassen van het dorp bestudeerd tot ik het ‘onze’ vond, dus weet ik in welke straat ons toekomstige huis staat.

We hebben zojuist al even door het dorp gereden, ik met samengeknepen billen vanwege de combinatie grote Volvo stationcar en erg smalle straatjes met haakse bochten. Uiteindelijk hebben we de auto beneden in het dorp geparkeerd, in iets wat op een langgerekte betonnen skatebaan lijkt. Straks eens even vragen wat dat precies is.

We zijn veel te vroeg en dus lopen we een rondje door het dorp. Het marktplein is charmant en groot, er zit een bakkertje in een smal straatje, er is een café waar de afgelopen twintig jaar niemand de moeite heeft genomen om de ramen te zemen en er zit een afhaalpizzeria. Ik ben nog niet onder de indruk van het aanbod van de middenstand, maar ik neem dit allemaal voor lief vanwege dat ongelooflijk prachtige huis dat we straks gaan afrekenen.

We hebben de straat gevonden. Dat wil zeggen: een heel erg smalle steeg. Het huis bevindt zich aan het begin van de steeg waar een stuk of tien kliko’s rommelig naast elkaar staan.

‘Oh, dat is fijn, ze komen hier het vuil voor de deur ophalen’, zeg ik, want ik heb vandaag een kei-roze bril op en ik zie alleen maar pluspunten.

De meeste huizen in de smalle steeg zijn goed onderhouden en in frisse, vrolijke kleuren geschilderd. Waar plek is, hebben bewoners planten neergezet. Alleen tegenover ons toekomstige huis staan de enige twee, ongeverfde huizen van de steeg. De grijze betonnen blokken staan er volkomen verloederd bij, de luiken en deuren zijn niet meer te redden met een goede verfbeurt, daar kan beter gelijk de fik in. Ed ziet het ook. Minpunt. En een flinke ook.

‘Maar daar zie je niks van als je eenmaal binnen bent’, zeg ik opgewekt.

‘En niet naar buiten kijkt’, vult Ed aan.

We lopen de steeg uit en wachten zittend op een dikke, lage stadsmuur tot we de makelaar ontmoeten. Een oudere man, sjofel gekleed in een vies wit hemd dat hij in een broek heeft gepropt en bij elkaar wordt gehouden door een stuk touw, slentert onze kant op. Ik heb hem net al even gezien. Hij steekt een sjekkie op en leunt tegen de muur. Zo nu en dan werpt hij een blik op ons.

‘Die woont dus achter één van die ongeverfde luiken en is nieuwsgierig naar zijn nieuwe overburen’, zegt Ed.

Ondanks mijn zonnige bui kan ik er niet om lachen.

Tien minuten later arriveert de makelaar en nodigt ons uit om het huis te gaan bekijken. Het smalle huis barst van de charme, er is weinig of niets aan de oorspronkelijke indeling veranderd, in de keuken en slaapkamer ligt een prachtige oude tegelvloer en het terras is het allermooiste terras dat ik tot nu toe heb gezien. Het kijkt uit op de glanzende groene torens van de oude kerk in het dorp en over de wijnvelden die aan de rand van het dorp liggen. Ik kan er geen genoeg van krijgen, wat een uitzicht!

De begane grond is helaas een extreem teleurstellend rampgebied. De benedenruimte heeft een vochtige buitenmuur van twee meter dik. Er liggen geen tegels op de vloer maar zand, er is geen fatsoenlijk plafond en overal hangen losse elektriciteitssnoeren. De ruimte die als badkamer wordt aangemerkt, is om het netjes te zeggen ‘gedateerd’ en zo piepklein dat zelfs een slanke Smurf hier zijn kont niet kan keren.

Volgens de makelaar, die blijkbaar iets heel anders ziet dan wij, is dit allemaal in een handomdraai op te lossen en doet een pak sneldrogend cement daarbij wonderen. Dat is niet zo en zij weet dat ik dat weet. Maar het kan mij niet schelen, want ik wil het, ik wil het, ik wil het.

‘Ah joh’, ik maak een wegwerpgebaar naar Ed, ‘dat lossen we gewoon te zijner tijd wel op’, zeg ik optimistisch.

Na de bezichtiging staan we weer in de steeg, oog in oog met de afbladderende deuren en luiken van de overburen. 

‘Oh’, zegt Ed tegen de makelaar, ‘nog één ding. Hoe zit het met de overstromingen hier in de omgeving?’

Want wij hebben onze research gedaan.

‘Daar hebben we bijna elk jaar mee te maken’, zegt de makelaar op een toon alsof ze verheugd is mede te delen dat ze hier in het dorp met Oud en Nieuw gratis oesters en champagne uitdelen.

‘Iedere herfst overstroomt het marktplein en beneden in het dorp ontstaat dan een rivier die terechtkomt in een bassin. Volgens mij zag ik daar uw auto geparkeerd staan.’

Mmm. Ok. Bassin. Overstroming. Duidelijk. Minpunt. Groot ook.

‘Maar dat is in de herfst en dan zijn we hier niet zo vaak’, zeg ik tegen Ed met een optimisme dat ik meer veins dan voel.

De makelaar adviseert ons om alles nog eens op een rijtje te zetten en raadt ons aan dat te doen bij een wijndomein aan de rand van het dorp dat ook een restaurant heeft. Ik noteer in gedachten weer een plusje op mijn lijstje bij de ‘voors’.

Ed en ik nemen tijdens de lunch bij dat restaurant – hij een tournedos en ik een pasta met grote garnalen – alles nog eens door. De lijst met pluspunten is lang. De lijst met minpunten is kort, maar ik weet dat dat niks zegt, één minpunt kan zwaarder wegen dan alle pluspunten bij elkaar. Als dat zo is, is het huis alsnog van de baan.

We twijfelen over het opknappen van de benedenruimte, ik vind de overburen in de benauwde steeg vreselijk, Ed vindt de aanwezige middenstand en horeca een flinke tegenvaller, maar ja, dat terras met dat fenomenale uitzicht, die prachtige tegelvloer…

Eigenlijk weet ik al wat we gaan beslissen. We wachten alleen nog op iets, op een teken, iets dat de doorslag kan geven.

Die nacht hang ik verschillende keren boven de wc-pot, de garnalen willen dolgraag terug naar de zee. Dat was het laatste zetje dat we nodig hadden. We doen het niet. We zoeken verder.