
03 jun Droomhuis aan zee: Île de Ré
‘Ik heb pijn aan mijn Île de Ré’, zegt Ed, terwijl hij zich naar mij omdraait op zijn lichtblauwe huurfiets met voorop een schattig mandje.
‘Ik ook’, roep ik terug.
We fietsen langs een ruige kustlijn met grote en kleine stranden, door dorpjes met schattige witte huizen, langs groene wijnvelden en door bossen met eindeloos veel pijnbomen. Op het hele eiland ruik je de frisse, zilte zeelucht en wie wil eet hier elke dag verse oesters en mosselen, de vissen springen hier zo ongeveer vrijwillig in de pan.
Na ons vertrek uit Amsterdam, jaren geleden, hebben we het fietsen ingeruild voor het wandelen en daarmee werd zadelpijn iets uit het verleden. Maar die nemen we graag voor lief, want op de fiets leer je dit kleine, maar fijne eiland in de Atlantische oceaan pas echt kennen. En tegelijk de eilanders: de auto die zachtjes op afstand achter ons door een straatje rijdt, houdt on-Nederlands in, ze hebben hier nog respect voor de fietser.
We zijn op vakantie en we hebben tegelijkertijd een begin gemaakt met onze zoektocht naar een huis in de buurt van zee. Toen we jaren geleden ons huis in de Dordogne kochten, na één enkele bezichtiging in februari met een meter sneeuw in de tuin, hadden wij voor dat moment allebei nog nooit één stap in het hele departement gezet. Dat klinkt stoer, maar eigenlijk waren we natuurlijk knettergek. Gelukkig pakte het allemaal goed uit, maar dit keer doen we wel grondig vooronderzoek; we willen de sfeer ter plekke ervaren en meerdere keren het huis van onze keuze bezichtigen om zo tot de weloverwogen beslissing te komen van wel of niet een bod uitbrengen.
We hebben een simpele afspraak gemaakt over hoe we tot overeenstemming komen over het te kopen huis. We moeten het allebei leuk vinden en niet ter zake doende argumenten tellen ook. ‘Ik vond er een doodse sfeer hangen’, ‘Ik word verdrietig van een kunststof voordeur’ of ‘Ik wil niet naast een leegstaande winkel wonen’, zijn valide argumenten om verder te kijken. Ook zaken die niets met het huis zelf te maken hebben zoals ‘de kop van de slager stond mij niet aan’, zijn geoorloofd. Een huis is niet alleen een zakelijke transactie, het is wat mij betreft ook en vooral een gevoelskwestie.
Als we ons aan het begin van de avond op het terras van een café installeren met een reisversie van backgammon, nemen we allebei een lokaal drankje. Ed gaat aan de blauwe Île de Ré pastis, ik neem een Chardonnay die op het eiland wordt gemaakt. Pas mal!
Ik heb thuis mijn research gedaan en weet nu al dat we op dit eiland nooit een huis gaan kopen. Volgens Green Acres en een paar lokale makelaars kost een huisje op dit eiland minimaal zeven ton en dat ligt mijlenver boven ons budget. Maar het kan nooit kwaad om zelf nog wat onderzoek te doen, bij lokalen naar te koop staande huizen te informeren of om de nabije omgeving van het eiland uit te checken waar misschien wél iets in onze prijsklasse is te vinden.
De dagen erna leren we het eiland beter kennen. Er zijn genoeg goede restaurants, leuke winkeltjes, cafés en kunstgaleries te vinden. Bij één van die galeries kopen we een grappig schilderijtje van een vis.
‘Alvast voor het nieuwe huis’, besluit ik.
We raken met de galerie-eigenaar aan de praat die ook de kunstenaar blijkt te zijn.
‘Een huis op het eiland kopen?’, hij trek zijn wenkbrauwen hoog op. ‘Dat is moeilijk, heel moeilijk. De meeste eilanders laten hun huis na aan hun kinderen of verkopen het aan een andere eilander.’ Hij denkt even na.
‘Tja, zo heel af en toe koopt een beroemdheid uit Parijs hier een huis’, hij glimlacht, ‘voor veel te veel geld natuurlijk’.
Dat verklaart wellicht de gemoedelijke eilandsfeer. Er is weinig import, het is ons-kent-ons en de meeste eilanders die wij tegenkomen maken graag tijd voor een praatje en zijn stuk voor stuk trots op hun eiland. De toerist die op zoek is naar een betaalbaar vakantiehuis aan zee – goh, dat klinkt bekend – heeft hier nog geen poot aan de grond kunnen krijgen. En misschien is dat maar goed ook.
Op onze laatste ochtend zitten we met koffie en een croissant op het terras van de bakker. Een oude eilandbewoner komt aanrijden op een scootmobiel die de uitstraling van een Harley Davidson heeft: alles is glimmend rood metallic, achterop zit een bijpassende glimmende koffer waar met gemak kleding voor een midweek in kan. Hij is blijkbaar een bekende, want de man heeft van verschillende kanten aanspraak. Na een kwartiertje zoenen, handen schudden en nieuwtjes uitwisselen, vertrekt hij zwaaiend en toeterend van het dorpsplein. Hij heeft niets gekocht, hij kwam alleen maar voor een praatje.
‘Die is zo happy omdat hij in een huis van minimaal zeven ton woont’, zeg ik, een tikkie jaloers.
‘Vast wel’, zegt Ed, ’maar hij woont ook op een eiland waar het elke dag van de maand kan regenen en waar het in de zomer niet warmer dan 23 graden wordt’.
Want Ed let bij zijn research weer op andere dingen dan ik.
Onze zoektocht gaat verder.
Aquarel: Yves André Abraham